Wetten, plichten en de arbeidsinspectie

Dit deel van de website is gevuld met informatie uit de periode van het convenant. De informatie is opgenomen als naslagwerk, en functioneert derhalve als archief.

Opgelet: de informatie in dit deel van de site wordt vanwege deze archieffunctie niet geactualiseerd bij wijzigende wetgeving!

 

Artikelen

Op deze pagina vindt u artikelen uit de periode van het arboconvenant. De artikelen zijn als naslag op deze website opgenomen en kunnen gedateerde informatie bevatten.

Artikel: Het hele arbotraject nog even op een rijArtikel: Wetten, plichten en de arbeidsinpectieArtikel: Arbozorg in de podiumkunstenArtikel: Arbeidsrisico’s in de podiumkunsten: wat doen we ertegen!?Artikel: Ook met een arboconvenant kun je nog doodvallenArtikel: Een nieuwe norm en een convenantArtikel: Inspectieronde in de podiumkunstenArtikel: Taakverdeling in en om de organisatieArtikel: Beboetbare feitenWetten, plichten en de arbeidsinspectie

Uit: Reader Arboseminar juni 2001

Door Jos van de Haterd

Arbozorg

De omstandigheden waaronder mensen hun werk doen worden bepaald door een aantal voor de hand liggende zaken zoals de inrichting van de werkplek, de kwaliteit van het gebouw, de arbeidsmiddelen en stoffen waarmee gewerkt wordt, de manier waarop het werk georganiseerd is, enzovoort. Al die aspecten hebben rechtstreeks invloed op de veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemers.

Zo bezien is arbozorg niets anders dan zorg voor de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden. Onder goede omstandigheden werken mensen veiliger, maar ook productiever en efficiënter Er is dan minder ziekteverzuim, en werknemers kunnen langer hun functie blijven uitoefenen. In die zin kost arbozorg niet alleen tijd en geld, maar kan het ook veel opleveren in de vorm van kostenvermindering en kwaliteitsverbetering.

Vanuit de gedachte dat de werknemers van een organisatie haar belangrijkste ‘kapitaal’ zijn, is het logisch dat de wetgever de verantwoordelijkheid voor arbozorg bij de werkgever heeft neergelegd. Behalve logisch, is arbozorg echter ook verplicht. Iedere organisatie heeft de plicht zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van haar werknemers. Iedere werkgever is civielrechtelijk dan wel strafrechtelijk aansprakelijk. De Arbeidsinspectie kan boetes opleggen (en doet dit ook), of bij direct ernstig gevaar een werk stilleggen. In dit artikel bespreken we kort de Arbowet en gaan we dieper in op de visie van de Arbeidsinspectie op de sector podiumkunsten. Voor dit laatste hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de inzichten en opmerkingen van Gerard van der Maat, die vanuit de Arbeidsinspectie vele jaren nauw betrokken is geweest bij de podiumkunsten.

De Arbo wetgeving

Bij arbozorg moet in principe rekening worden gehouden met een veelheid aan wetten en regels (de Arbowet, de Arbeidstijdenwet, de Wet op de gevaarlijke werktuigen, enzovoort). De wetgeving rond arbozorg is niet compleet dichtgespijkerd, de Arbowet is vooral doelstellend.. Er is veel ruimte om het verbeteren van veiligheid, gezondheid en welzijn op een eigen manier in te vullen. In de sector podiumkunsten is dat de afgelopen jaren ook gebeurd. Er zijn creatieve oplossingen gevonden en er is toegespitste kennis ontwikkeld, waardoor naleving van de wet mogelijk is gebleken met behoud van het bijzondere karakter van de sector.

De Arbowet (1983, laatst gewijzigd 1998) is een kaderwet. De wet regelt niet alles van A tot Z, maar legt de verantwoordelijkheid voor arbozorg bij de sector zelf, en bij de werkgever in het bijzonder. Artikel 3 stelt dat de werkgever dient zorg te dragen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers voor zover dit redelijkerwijs gevorderd kan worden. Deze algemene zorgplicht wordt ondersteund door een paar belangrijke uitgangspunten.

Een daarvan is dat arbobeleid in goed overleg tussen werkgevers en werknemers tot stand dient te komen. Een tweede punt is dat werkzaamheden zo veel mogelijk afgestemd dienen te zijn op de mogelijkheden, kennis en vaardigheden van de individuele werknemer. Verder is het verplicht regelmatig het beleid te toetsen. En tot slot is een belangrijk uitgangspunt voor het arbobeleid het zogenaamde bronbeleid.

Gevaren moeten bij de bron worden aangepakt. Het gaat om het voorkomen dat er risico’s zijn door bijvoorbeeld een lawaaiige machine te vervangen door een stille. Als dat niet (nog niet) kan dan – in tweede instantie – via maatregelen gericht op collectieve bescherming: de lawaaiige machine wordt geheel omkast. In derde instantie via maatregelen gericht op individuele bescherming: de bediener wordt van het lawaai van de machine gescheiden. Pas in laatste instantie door het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen: gehoorbescherming.

Naast de algemene verplichting tot het voeren van een arbobeleid heeft de werkgever ook concrete verplichtingen:

* Een op schrift gestelde Risico Inventarisatie & Evaluatie.
* Aansluiting bij een Arbodienst.
* Verzuimbeleid voeren (waaronder registratie van ziekte en ongevallen).
* Voorlichting en onderricht van werknemers.
* Voorkomen van gevaar voor derden (bijv. bezoekers)
* Samenwerkende werkgevers dienen op doelmatige wijze samen te werken om aan de arbowet te voldoen, een en ander dient daarbij schriftelijk vastgelegd te worden.
* Verplichte bedrijfshulpverlening (1 bedrijfshulpverlener per 50 werknemers).
* Periodiek Arbeidsgezondheidskundig onderzoek.

Heeft de werkgever een zorgplicht, de werknemer heeft vooral een zorgvuldigheidsplicht. De werknemer mag ‘niemand in gevaar brengen’, en moet:

* apparatuur correct en volgens voorschriften bedienen
* persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken
* beveiligingen intact laten
* meewerken aan voorlichting en onderricht
* gevaren melden aan leidinggevenden
* meewerken met de arbodienst.

Hier zij opgemerkt, dat deze bepalingen in principe ook onder het strafrecht vallen. Strafbaar is dus ook: het overbruggen van de beveiliging van een hoogwerker, het verwijderen van de beschermkap van een zaagmachine, etc.

Goede arbozorg in de zin van de wet is volledig in het beleid van een organisatie geïntegreerd. Geen doel op zich, geen ad hoc maatregelen. In alle fasen en aspecten van het beleid moeten veiligheid, gezondheid en welzijn meegewogen worden.

In de praktijk is arbozorg een cyclisch proces van plannen, uitvoeren, evalueren en opnieuw plannen. Voor het opzetten en uitvoeren van arbobeleid wordt in het Handboek Arbo- en Verzuimbeleid voor de podiumkunsten (1997) een 9-stappenplan gepresenteerd.

Stappenplan Arbobeleid

1. Intentieverklaring
2. Beleidsformulering
3. Risico-Inventarisatie
4. Risico-evaluatie en Prioriteitstelling
5. Budgettering
6. Prioriteitenevaluatie
7. Vaststellen arbo-plan
8. Uitvoering
9. Evaluatie

Tevens worden in het Handboek taakverdeling en verantwoordelijkheden binnen de organisatie aangegeven, waaruit duidelijk blijkt dat arbo een zaak is van alle betrokkenen: directie en leidinggevenden uitvoerenden, arbocoördinator, stafmedewerkers, en personeelsvertegenwoordiging of OR.

Essentie van Arbo

Wat is nu eigenlijk de essentie van arbo? In de kern van de zaak gaat arbo over het voorkomen van risico’s. Wat de wetgever eigenlijk doet is zeggen: inventariseer de risico’s rond welke je een beleid moet voeren en richt je werkzaamheden en je organisatie zodanig in dat je die risico’s kunt beheersen en uitsluiten. Om de gedachten hierover richting te geven is het raadzaam de volgende trefwoorden met betrekking tot mogelijke risico’s te kennen:

* snijden, knellen, pletten, vallen
* gegrepen worden door bewegende delen
* getroffen worden door wegvliegende delen
* machinebreuk, stabiliteit, ongewild in beweging komen
* dampen, stoffen, gassen, vloeistoffen
* straling, brand, verbranding, hete oppervlakten, elektrokutie
* geluid, hinder, vermoeidheid, psychische belasting
* ergonomie, bediening, opschriften, gebruiksaanwijzing
* beveiligingen, onderhoud.

Elk van bovenstaande punten is gemakkelijk naar de podiumkunsten te vertalen. Sommige spelen sectorbreed, andere zijn specifiek voor een deelsector. De kern van de zaak is: zoek uit waar je problemen zitten en zorg dat je ze oplost.

Een specifiek probleem voor de podiumkunsten is dat het vaak om risico’s gaat met een zwaarwegend artistiek aspect, de zogenaamde kunstzinnige risico’s. In 1995 werd al tijdens het symposium ‘Hoezo Arbo?’ geconstateerd dat bij kunstuitingen vaak sprake is van “een complexe verwevenheid van lichaam, geest, emotie en arbeidsomstandigheden.” Sommige risicofactoren zijn min of meer inherent aan een bepaalde kunstuiting, zoals

* schadelijk geluid (orkesten, poppodia)
* psychische belasting (prestatie neerzetten, concentratie)
* extreme belasting van het bewegingsapparaat (musici, dansers).

Vermindering van deze risico’s is alleen mogelijk door concreet naar elke deelsector te kijken.

Arbeidsinspectie en podiumkunsten

Omdat de overheid ook wel beseft dat eigen verantwoordelijkheid al snel op zijn grenzen stuit als er geen toezicht is, is een toezichthoudende en handhavende instantie benoemd: de Arbeidsinspectie (AI) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De AI is formeel een opsporingsdienst. Iedere werkgever moet Arbeidsinspecteurs te allen tijde toegang tot het werk verlenen. Bij ernstig gevaar kan de AI een werk stilleggen, bij minder ernstig gevaar kan de AI corrigerend optreden. Tekortkomingen c.q. overtredingen kunnen gevolg worden door een boete. Sinds de Arbowet van 1998 kent de AI drie bestuursrechtelijke boetes:

* beboetbaar feit (na een waarschuwing kan een boete volgen)
* direct beboetbaar feit (de tekortkoming leidt direct tot een boete)
* ernstig beboetbaar feit (vanwege het ernstige gevaar direct een stillegging en boete).

Na twee keer boete op hetzelfde feit (recidive) is er sprake van een misdrijf. Een misdrijf wordt door de AI gemeld aan het Openbaar Ministerie, het OM beslist over eventuele vervolging. Een volledig en gedetailleerd overzicht van beboetbare feiten en de hoogte van de boetes is te vinden op de website van het Ministerie van SZW, www.minszw.nl.

Najaar 2001 nieuwe inspectieronde

De wijze waarop de AI de wet handhaaft gebeurt actief en reactief. Reactief betekent dat de AI in actie komt naar aanleiding van klachten, tips of ongevallen. Actief houdt in dat de AI inspectieprojecten organiseert waarbij aangekondigd of onaangekondigd theaters en voorstellingen bezocht worden. Het eerste inspectieproject Podium 1 liep midden jaren ’90 en was gericht op de ernstigste risico’s en het creëren van arbobewustzijn. Podium 2 was een inspectieproject eind jaren negentig, toen het Arbo Handboek er lag en arbocoördinatoren benoemd waren. Podium 2 was gericht op: máák die RI&E en dat plan van aanpak, geef vorm aan het arbobeleid. Najaar 2001 staat Podium 3 op het programma. Deze nieuwe inspectieronde zal controleren of de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk nagekomen worden.

Ligt overal een RI&E, houdt men zich aan de normen voor ladders en trekkenwanden. En in dat laatste geval: voor de trekkenwanden geldt een termijn van 2004 of 2007 mits er een plan van aanpak is. Ligt dat plan van aanpak dan ook overal? De AI zal de te inspecteren theaters kiezen op basis van omvang, aantal werknemers, intensiteit van de werkzaamheden, en er zullen zeker ook kleine theaters bezocht worden.

Naleving Arbeidstijdenwet

De AI voert ook actief inspecties uit gericht op specifieke wetgeving zoals de Arbeidstijdenwet. In het onlangs uitgevoerde Project ATW Podium, is steekproefsgewijs nagegaan hoe het zit met de naleving van de Arbeidstijdenwet. Zoals bekend wordt voor de podiumkunsten een afwijkende regeling gehanteerd, ook wel de Premièreregeling genoemd (1997).

Het is de meest ruime regeling die er bestaat in vergelijking met alle andere maatschappelijke sectoren. De AI is van mening, dat inmiddels sectorbreed voldoende kennis en informatie voorhanden is om dit probleem serieus aan te pakken. De algemene conclusie van het onderzoek is echter dat het de sector desondanks nog steeds erg moeilijk valt aan de regeling te voldoen. Niet alleen is in een kwart van de gevallen sprake van overschrijding van de arbeidstijden, ook vindt in ruim de helft van de gevallen überhaupt geen registratie plaats.

Inspecteur Gerard van der Maat vraagt zich in dit verband af, “waarom een sector die zulke gecompliceerde dingen tot stand weet te brengen in haar voorstellingen, het niet voor elkaar krijgt om een eenvoudige structuur op te zetten zodat men zich kan houden aan de wettelijk vastgestelde arbeidstijden. “Registratie van arbeidstijden is niet alleen nuttig om inzicht te krijgen in de hoeveelheid tijd die daadwerkelijk aan een productie besteed wordt (en waaruit men lering kan trekken voor de toekomst), maar is ook wettelijk verplicht.

Registratie moet! In feite zou reeds vóóraf een rooster gemaakt moeten worden waaruit blijkt dat het werk ook echt binnen de vastgestelde tijd verricht kan worden. In de huidige situatie wordt nog steeds te veel geleund op de bevlogenheid van de medewerkers in het theater, die de knelpunten oplossen door langer te werken dan wettelijk is toegestaan.

Overigens is in dit soort gevallen de ‘gezagsdrager’ aansprakelijk, ook als het gaat om ingehuurde krachten, free lancers, of zelfstandigen. Niet de fiscale of juridische relatie (tussen bijvoorbeeld een ingehuurde kracht en een theater) geeft Arbo-/ATW-wettelijk de doorslag bij het bepalen van de verantwoordelijkheid, maar uitsluitend de werkgever/werknemer verhouding. Het gaat om de vraag: wie heeft de leiding, wie geeft opdrachten, wie heeft het gezag.

Zoals Pauline Beran in Zichtlijnen 57 (1998) al uiteen heeft gezet kan de werkgever deze aansprakelijkheid niet met een op schrift gestelde overeenkomst ‘wegcontracteren’, “net zomin als u uw strafrechtelijke aansprakelijkheid op de weg kunt wegcontracteren. U kunt niet na tien borrels naar uw medeweggebruikers roepen ‘Opzij, opzij, ik teken mij vrij’ en tegen de strafrechter verklaren dat u daarom niet strafbaar bent na het veroorzaken van een ernstig ongeluk. Zo’n tekst of uitspraak heeft strafrechtelijk gezien geen enkele waarde.”

De belangrijkste verplichting van werknemers bestaat eruit dat zij (ook ingehuurde krachten, free lancers) verplicht zijn al hun werkzaamheden bij de werkgever te melden. Maar strafbaar is de werknemer daarmee niet. De werkgever blijft aansprakelijk voor overschrijding, ook al vond die plaats door de schnabbels van zijn werknemers.

De arbocoördinator: wat is er (niet) veranderd?

Hoewel sommige ontwikkelingen trager verlopen dan wenselijk, is er toch vooruitgang. Vroeger heette het al snel: “als de arbeidsinspectie komt kijken, kan er geen voorstelling meer gedraaid worden.” Dat hoor je tegenwoordig niet veel meer. Het arbobewustzijn is toegenomen, de functie arbocoördinator is in beeld, en in de organisatie opgenomen. Maar dan rijst direct de nieuwe vraag: waar staat de arbocoördinator eigenlijk? Is de arbocoördinator oneerbiedig gezegd een ‘excuus-truus’ of heeft hij echt een adviserende functie?

In artikel 31 van de Arbowet is bepaald, dat wanneer werknemers in verband met de Arbowet toezichthoudende taken krijgen toebedeeld, de werkgever daarbij tevens moet zorgen voor voldoende bevoegdheden en middelen om die taken goed uit te oefenen. Bovendien moeten de taken duidelijk en schriftelijk zijn vastgelegd. Wettelijke basis is er dus voldoende.

Positie arbocoördinator verstevigen

In de ogen van de AI is het wenselijk de positie van arbocoördinator de komende jaren flink te verstevigen. Het mag niet zo zijn dat een arbocoördinator er min of meer alleen voor staat en zelfs persoonlijk wordt aangesproken op zijn functie. Hij moet onafhankelijk kunnen spreken en opereren. Zijn positie moet stevig genoeg zijn om ook te durven constateren: “als organisatie zijn we hier zwaar in overtreding”.

Voor de directie geldt: biedt ondersteuning aan je arbocoördinator ook als je ongewenste boodschappen krijgt! Is het niet in het belang van veiligheid en gezondheid, dan op zijn minst vanuit welbegrepen eigenbelang in geval van ernstige calamiteiten. “Juist bij de Arbowet kan voor een directie op pijnlijke wijze duidelijk worden dat er verschil bestaat tussen een fraaie formulering op papier (werknemers krijgen op papier arboverantwoordelijkheden toebedeeld en verder gebeurt er niets) en de tastbare, driedimensionale realiteit van alledag”, zo waarschuwde Pauline Beran ooit in Zichtlijnen.

Intussen hebben veel theaters en gezelschappen de functie erg goed neergezet. Maar in veel gevallen is het hemd nog steeds nader dan de rok, en prevaleert de voorstelling toch steeds weer boven de arboregels. De vraag “wat betekent het voor mijn productie, voor mijn programmering?” krijgt te snel voorrang, en met de geconstateerde arbo-tekortkomingen wordt dan te weinig gedaan. En dat terwijl de meeste wel degelijk opgelost kunnen worden, zeker wanneer ze structureel benaderd worden.

De arbocoördinator zou daarom met meer deskundigheid toegerust moeten worden en meer gezag dienen te krijgen. Het is duidelijk dat je een voorstelling niet kunt dichtspijkeren met hekken en leuningen om vallen vanaf (grote) hoogte te voorkomen. Toch zijn er creatieve oplossingen bedacht om mensen te laten vliegen in een voorstelling zonder dat er qua veiligheid een te minimale oplossing gekozen is. Een arbocoördinator kan ook betrokken zijn bij het zoeken van dit soort oplossingen, het doorgeven van ervaringen, of op zijn minst weten waar die oplossingen te vinden zijn.

Ook bij het probleem ‘samenwerkende werkgevers’ zou de arbocoördinator een belangrijke rol kunnen spelen. De wet zegt dat er duidelijke, schriftelijke afspraken gemaakt moeten worden. De arbocoördinator kan daar een initiërende rol in spelen door bijvoorbeeld checklists aan te leveren en vanuit het theater of de schouwburg dit soort zaken actief bij de bezoekende gezelschappen aan te kaarten. Komt die vraag op hen af, dan moeten ze er vanzelf aan gaan voldoen.

Vervroeg de aandacht voor arbo!

Een ander heikel punt in veel organisaties is het pettenprobleem. De directie van kleine organisaties heeft altijd veel petten tegelijk op: programmering, personeel. producties, arbo… Het gevolg is een continu gebrek aan tijd en aandacht. Indien een directeur zelf arbocoördinator is kan dat verlammend werken, omdat er vaak ‘onmogelijke’ keuzes gemaakt moeten worden.

De oplossingsrichting voor dit soort problemen ligt volgens Gerard van der Maat vooral in de lijn dat arbo vanaf het allereerste begin in het beleid en in de besluitvorming wordt meegenomen. Dat geldt met name voor nieuwe producties. “Wanneer je arbo al in de ontwerpfase meeneemt, word je niet achteraf geconfronteerd met “onmogelijke” problemen. Arbo moet vanaf de eerste dag deel uitmaken van het ontwerp, dan blokkeert het niet, maar dwingt het je om keuzes te maken. Naar mijn overtuiging is dit iets wat in de komende jaren diep in de sector moet doordringen: arbobeleid moet direct in de voorstelling geïncorporeerd worden.”

Ook bij onderwerpen als werkdruk en fysieke belasting is het devies “vervroeg de aandacht voor arbo”. Indien er aandacht voor arbo is tijdens de productieplanning en de ontwerpfase, dan zullen de problemen uiteindelijk alleen maar afnemen. “Een decor oplopen met tien man is geen uitvoeringsfout, maar een ontwerpfout”, zo vat Gerard van der Maat het kernachtig samen.

Veel kan opgelost worden door materiaal te laten rollen, decorstukken te moduleren. Van der Maat heeft voor de modules een simpel advies: “maak ze licht genoeg om te tillen, of zo zwaar dat niemand het in zijn hoofd haalt om ze op te pakken”.

Hoewel nog steeds veel voorstellingen tot op de dag van de première aan het bouwen zijn, kunnen in zijn ogen fundamentele problemen in een veel eerder stadium worden opgelost – mits er in modules gebouwd is, en nagedacht is over de beschikbaarheid van transport- en hijsmiddelen. Ook het improviseren op locatie kan best voorkomen worden: “Vaak wordt de voorstelling verkocht lang vóór hij gereed is. Dan weet je waar je heen moet, dus kun je jezelf ruim van tevoren informeren en er rekening mee houden of maatregelen treffen.”

Convenant is een kans

Ten aanzien van het af te sluiten arboconvenant vertrouwt Van der Maat erop dat organisaties de problematiek beter zullen oppakken. “De problemen zijn in beeld gebracht, er zijn maatregelen en oplossingen afgesproken, en nu krijgt de sector de kans om de problemen ook werkelijk te tackelen. Het convenant is absoluut geen van bovenaf opgelegd eisenpakket, ik zie het veel meer als een unieke kans voor de sector.

De sector moet zich realiseren dat men er zonder een convenant in feite helemaal alleen voor zou staan, want uiteindelijk moet toch aan de wet worden voldaan. De overheid is nu bereid financiële middelen ter beschikking te stellen, de sector kan daar de vruchten van plukken. Maar laat niemand denken dat hij nu achterover kan leunen, want er wordt natuurlijk wel een collectieve inspanning van de bedrijfstak verwacht.”

Van der Maat gelooft dan ook stellig dat het maken van duidelijke afspraken over wat je wilt bereiken, uiteindelijk leidt tot de financiële middelen om het te realiseren. Als voorbeeld noemt hij de trekkenwanden: “Door helderheid te geven over wettelijke verplichtingen en door mechanisering van trekkenwanden te verplichten is uiteindelijk bij iedereen, ook de gemeenten, het besef gekomen dat daarvoor geld moest komen.”

De roep om handhaving die vanuit sommige delen van de sector klinkt (‘omdat het anders toch niet doordringt’), ziet Van der Maat niet als de aangewezen weg. Mensen zijn mondig genoeg om hun problemen met elkaar op te lossen, dat blijft toch het uitgangspunt. En bovendien is er al veel ten goede veranderd. Arbo maakt bijvoorbeeld deel uit van theatertechnische opleidingen. Voor de nieuwe lichting die de sector binnenkomt is arbo al iets heel gewoons.