Website: Arbouw, diverse brochures en normbladen

Voor vaste bruggen en bordessen geldt de regelgeving voor “werken op hoogte”, waarvan de oorsprong voor een belangrijk deel ligt in het Arbobesluit (art. 3.16) en de beleidsregels onder “Voorkomen valgevaar” resp. “Voorzieningen bij valgevaar” .

Als de werkhoogte minder dan 2 meter is dienen er voldoende maatregelen genomen te zijn om vallen te voorkomen: hierbij is een leuning dus ook wenselijk.

Leuningen en openingen:

Als er gewerkt wordt boven 2,5 meter is een leuning noodzakelijk. Een leuning bestaat dan uit een reling op 1 m. hoogte, een kantplank vanaf de vloer van 15 cm. hoog (dit om te voorkomen dat losse voorwerpen vanaf de brug of het bordes vallen), aangevuld met een knieleuning op 0,5 m (of precies tussen kantplank en bovenste leuning). Voor de openingen tussen de leuningen geldt de regel dat de openingen zodanig beperkt blijven, dat een kubus met zijden van 47 cm de openingen niet kan passeren. De bovenste leuning mag ook hoger dan 1,0 meter worden aangebracht, waarbij de maximale opening van 47 cm. gehandhaafd dient te worden. Het kan dan dus noodzakelijk zijn een hogere kantplank aan te brengen.

Vloeren moeten zijn dicht gelegd en eventueel noodzakelijke vloeropeningen dienen te worden afgeschermd.

Toegankelijkheid / ontvluchten:

Voor een veilig gebruik is ook een goede toegankelijkheid van belang. Aangezien bruggen en bordessen frequent worden beklommen, waarbij soms ook materialen worden meegevoerd, moeten die plaatsen kunnen worden bereikt door middel van een lift of vaste trap. Kooiladders zijn als toegang niet geschikt; deze zijn slechts voor incidentele beklimming bruikbaar. Ook hooggelegen werkplekken (zoals bruggen en bordessen) moeten een tweede mogelijkheid tot ontvluchting hebben. Hiervoor kan wel een kooiladder worden gebruikt. Bij volgspotkooien kan het aanbrengen van een daalapparaat een mogelijkheid zijn. Kooiladders moeten (als ze hoger zijn dan 10 m.) elke 7,5 meter worden onderbroken door een bordes waarbij de ladder verspringt.

Om gevaar voor struikelen te voorkomen dienen zich geen losse kabels of ander materiaal op de bruggen te bevinden; kabels moeten in goten liggen of aan haken zijn opgehangen. Er dient voldoende verlichting te zijn om de werkzaamheden uit te voeren.

Bronnen, o.a.:Arbobesluit / beleidsregels, art. 3.16.

Disclaimer

Hoewel de informatie op deze website met zorg is samengesteld en de Stichting Arbo en Podiumkunsten de informatie steeds actueel tracht te houden, kunnen aan deze website geen rechten ontleend worden. de Stichting Arbo en Podiumkunsten aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van onvolledigheid of onjuistheid van het materiaal van deze website. Tevens is de Stichting Arbo en Podiumkunsten niet verantwoordelijk voor de inhoud van websites waarnaar wordt gelinkt.