Inleiding:
Ieder bedrijf moet zijn bedrijfshulpverlening (BHV) regelen. Bedrijfshulpverlening is erop gericht om de directe nadelige gevolgen van ongevallen of brand zoveel mogelijk te voorkomen, werknemers en bezoekers in geval van calamiteiten goed opgevangen en verzorging bij letsel. Er moet een bedrijfsnoodplan komen dat precies aangeeft waar de hulpverlening uit bestaat. Als werkgever bent u verplicht één of meer werknemers aan te wijzen als bedrijfshulpverlener.

De bedrijfshulpverlening heeft een voorpostfunctie: omdat de bedrijfshulpverleners al op de werkplek aanwezig zijn, kunnen ze snel reageren. Verder bent u er verantwoordelijk voor dat er contact wordt onderhouden met hulpverleningsorganisaties buiten uw bedrijf. U kunt deze taak zelf op u nemen, maar u kunt ook één van uw werknemers hiervoor vragen.

BHV is een kwestie van maatwerk, afgestemd op de aard en de grootte van de activiteiten van de organisatie. Bij het nemen van maatregelen zal de werkgever rekening moeten houden met de normaliter in het bedrijf of instelling aanwezigen (werknemers, maar ook bezoekers bij gebouwen met een publieksfunctie). Zo vragen mensen met verstandelijke of fysieke beperkingen een andere inzet van de bedrijfshulpverlening dan een groep doorsnee werknemers zonder beperkingen.

Wat staat er in de wet?
Belangrijk uitgangspunt bij de aanpassing van de Arbowet per 1-1-2007 is dat de werkgever zelf meer ruimte krijgt, en moet nemen, voor de invulling van de organisatie van de bedrijfshulpverlening. De RIE die elk bedrijf moet hebben, is daarbij het primaire uitgangspunt.

Arbowet artikel 3 lid e:
Doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties.

Arbowet artikel 15

  1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door één of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.
  2. Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in:
    a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
    b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
    c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.
  3. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.

Daarnaast gelden de volgende prestatie-eisen voor bedrijfshulpverlening:
De bedrijfshulpverlening moet binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval of brand snel en effectief kunnen optreden, tot het moment waarop de professionele hulpverlening zoals brandweer en ambulancediensten de taken van de bedrijfshulpverlening kan overnemen.
Er moeten altijd voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig en beschikbaar zijn.
Als de veiligheid en de gezondheid in gevaar komt van werknemers van een ander bedrijf in de nabije omgeving, dan moeten de werkgevers er voor zorgen dat de bedrijfshulpverleners elkaar over en weer bijstand kunnen verlenen.

Vrijwilligers:
Voor vrijwilligersorganisaties zonder personeel in loondienst zijn de bepalingen over de bedrijfshulpverlening vervallen, behalve waar het gaat om specifieke grote risico’s, zoals het werken met gevaarlijke machines of gevaarlijke stoffen. Vrijwilligersorganisaties die ten minste één werknemer in loondienst hebben, zijn verplicht bedrijfshulpverlening te organiseren volgens de regels die daarvoor gelden.

Opleiding:
Bedrijfshulpverleners moeten zijn opgeleid voor hun taken op het terrein van eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van personen. Bovendien moeten ze kunnen beschikken over het nodige materieel om hulpverlenende taken uit te kunnen voeren. Het juiste voorzieningenniveau zal moeten worden bepaald op basis van de RIE. Om in noodsituaties adequaat te kunnen opereren zal het nodig zijn het opleidingsniveau van de bedrijfshulpverleners op peil te houden. Artikel 15 lid 3 van de Arbowet impliceert dat het opleidingsniveau op peil moet worden gehouden. Een periodieke herhalingscursus is daarom noodzakelijk; bij voorkeur jaarlijks, want zeker voor zaken als reanimatie is een tussenperiode van twee jaar te lang. Ook kunnen de vaardigheden op peil worden gehouden door het regelmatig organiseren van oefeningen in het bedrijf.

U mag bedrijfshulpverleners ook (laten) opleiden voor één van de taken, bijvoorbeeld het evacueren. Zolang er maar voor elke taak voldoende bedrijfshulpverleners zijn. Uiteraard moet u de bedrijfshulpverleners voldoende materieel ter beschikking stellen.
Voor de opleiding van bedrijfshulpverleners is door de overheid een profiel ontwikkeld: Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening. Het profiel is voor de werkgever een hulpmiddel om een efficiënte opleiding te selecteren in het opleidingsaanbod op het gebied van de bedrijfshulpverlening. De brochure is o.a te vinden op de site van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (http://www.minbzk.nl/onderwerpen/veiligheid/brandweer/publicaties).

Hoeveel bedrijfshulpverleners moet u aanwijzen?
U mag (moet) als werkgever zelf bepalen hoeveel BHV-ers u in uw bedrijf heeft. Op welke manier dat gebeurt hangt af van de situatie. Het aantal is niet langer vastgelegd in de wet. Er zullen voldoende bedrijfshulpverleners aangewezen en opgeleid moeten worden zodat, rekening houdend met ziekte, vakanties of ploegendiensten op elk moment voldoende hulpverleners binnen het bedrijf aanwezig zijn. Uiteraard moet ook rekening worden gehouden met de grootte van het bedrijf en de risico’s bij de processen. Voorheen was expliciet vastgelegd in de wet dat in kleine organisaties de werkgever de BHV-taken zelf mocht uitvoeren; die bepaling is in de wetgeving per 1-1-2007 vervallen. Het mag nog steeds, maar bij zijn/haar afwezigheid moet sowieso een vervanger worden aangewezen.

Uitgangspunt: de bedrijfshulpverlening moet goed worden geregeld. Op basis van de RIE zal de werkgever dus het juiste aantal bedrijfshulpverleners moeten vaststellen.
Verplicht uw werknemers niet om BHV-er te worden. Vraag of werknemers het vrijwillig willen doen. U kunt een BHV-er een jaarlijkse vergoeding geven voor zijn taken als BHV-er.

Voorbeeld:
Bij een schouwburg is met name van belang dat de bezoekers snel het pand kunnen verlaten. ‘Ontruimers’ kunnen daarvoor zorgen. Ontruimers hoeven geen volledige BHV-opleiding te volgen, maar een ‘module ontruiming’ is voldoende. Dus bij een zaal met bijvoorbeeld 600 mensen (en een stuk of 10 personeelsleden) kun je de bedrijfshulpverlening al prima regelen met 3 volledig opgeleide BHV-ers en 4 ontruimers (o.a. afhankelijk van het aantal nooduitgangen). Voor een evenement gelden soortgelijke afwegingen. Vaak kan daar een beroep worden gedaan op suppoosten, medewerkers van beveiligingsbedrijven, en centrale EHBO-post(en).

Wat moet een BHV’er doen?
Eerder in dit artikel werden al de taken van de BHV-er genoemd:
a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen;
b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen;
c. alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.

Omdat de bedrijfshulpverleners al op de werkplek aanwezig zijn, kunnen ze snel reageren. Als de deskundigheid en de hulpmiddelen van de bedrijfshulpverleners niet toereikend zijn – bijvoorbeeld bij een grote brand – moeten ze hulp van buiten inroepen, zoals brandweer en ambulance. In de tussentijd moeten de bedrijfshulpverleners zelf doen wat mogelijk is om gevaar en letsel te beperken. De taak van de bedrijfshulpverlener is vooral: erger voorkomen.

N.B.: Maak goede afspraken over het inschakelen van externe hulpverleners; elke minuut is kostbaar en ze kunnen beter voor niets rijden, dan dat ze te laat zijn.

Bij een incident neemt doorgaans het Hoofd BHV de operationele leiding. Zodra de professionele hulpverlening ter plaatse is, neemt deze de leiding over. Bij een grote ramp die verder gaat dan het bedrijfsterrein heeft de professionele hulpverlening altijd de leiding.

Het alarmeren en contact onderhouden met externe hulpverleners (politie, brandweer, ambulance) behoort niet meer expliciet tot de taken van de BHV-er. De verantwoordelijkheid daarvoor is nadrukkelijk bij de werkgever neergelegd. Die mag de daarbij behorende taken overigens wel neerleggen bij een BHV-er, maar ook bij een andere functionaris.

Criteria bedrijfshulpverleners:
Is iedereen geschikt om BHV-er te worden? Bij de keuze kan rekening worden gehouden met de volgende criteria:
Aanwezigheid: het belangrijkste criterium. Een bedrijfshulpverlener moet zo snel mogelijk ter plaatse kunnen zijn. Iemand die veel op pad is, kan dus beter geen bedrijfshulpverlener worden.
Functie: het kan handig zijn om medewerkers die al een taak hebben bij een ongeval – de telefoniste die de brandweer of ambulance moet bellen, de portier die de slagboom moet openen – bij de bedrijfshulpverlening te betrekken.
Persoonlijkheid: doortastendheid, improvisatietalent en stressbestendigheid zijn van groot belang.
Verder zal het duidelijk zijn dat iemand die flauwvalt bij het zien van bloed niet voor EHBO-taken moet worden ingeschakeld.

Noodplan / ontruimingsplan:
De bedrijfshulpverlening richt zich op incidenten. Een noodplan wordt in het algemeen opgesteld voor een calamiteit, maar toch is het noodzakelijk om een BHV-procedure (inclusief ontruimingsinstructie) vast te leggen. Op basis van de beschrijving van de risico’s in een RIE moet in het kader van de bedrijfshulpverlening o.a. het volgende worden vastgelegd:

  • wie de bedrijfshulpverleners zijn
  • de taakverdeling van de bedrijfshulpverleners
  • welke officiële hulpverleningsorganisaties gewaarschuwd moeten worden bij dreigende calamiteiten
  • een intern alarmeringsschema
  • een extern alarmeringsschema

 

Bespreek met de werknemers in uw bedrijf hoe ze moeten handelen bij calamiteiten. Zo voorkomt u paniek en mogelijke ongevallen.

‘Besluit brandveilig gebruik bouwwerken'(Gebruiksbesluit)

Op 1 november 2008 treedt fase 1 van het Gebruiksbesluit in werking. Dan worden de voorschriften voor brandveilig gebruik uit de model-bouwverordening van de VNG overgeheveld naar landelijke regelgeving. Fase 2 van het Gebruiksbesluit betreft de afstemming van de bouwtechnische, installatietechnische en gebruikstechnische eisen. Deze afstemming wordt gerealiseerd in 2009.

Met dit Gebruiksbesluit komen er landelijk eenduidige regels voor het brandveilig gebruik van gebouwen. Het Besluit stelt brandveiligheidseisen die voor iedereen in elke gemeente gelijk zijn. Daarmee komt een eind aan (onnodige) verschillen tussen plaatselijke bouwverordeningen. Ondernemers moeten na invoering van het Gebruiksbesluit zelf aan de hand van algemene regels beoordelen of de brandveiligheid is gewaarborgd. De gemeente mag dat alleen achteraf controleren. Maar voor schouwburgen, poppodia, cafés, discotheken, feestzalen, en andere uitgaansgelegenheden bestaan er dusdanige risico’s dat toetsing vooraf door experts noodzakelijk blijft. De uitgaansgelegenheden zijn vaak schaars verlicht, onoverzichtelijk en de bezoekers – al dan niet onder invloed van alcohol en drugs – kunnen bij een calamiteit niet snel en alert handelen. De VNG eist dan ook dat de huidige situatie gehandhaafd blijft. Nu verleent de gemeente pas een vergunning nadat bouw- en woningtoezicht en de brandweer ter plekke de situatie hebben bekeken en goedgekeurd.

Oefeningen:
De werkgever is wettelijk verplicht om oefeningen te houden. Minimaal één keer per jaar een ontruimingsoefening is een goede richtlijn. Na de oefeningen wordt een evaluatie gehouden, waarbij alle betrokkenen aanwezig zijn. Na de evaluatie wordt afgesproken wat de volgende keer beter moet en dit wordt schriftelijk vastgelegd.
In NTA 8112-4 (Nederlandse Technische Afspraak; uitgave www.nen.nl) worden aanbevelingen geven voor het opstellen van ontruimingsplannen in gebouwen met een publieksfunctie. De toepassing van deze aanbevelingen is van belang voor het verkrijgen van een gebruiksvergunning van de lokale overheid (brandweer). Voor nadere informatie over ontruimingsplannen, klik hier  .

Communicatie:
De uitvoering van de bedrijfshulpverlening staat of valt met een goede communicatie. Bedrijfshulpverleners moeten elkaar kunnen bereiken om bijstand te verlenen. Dit vereist de nodige organisatorische maatregelen en voorzieningen:

  • Alle werknemers moeten weten wie van hun collega’s bedrijfshulpverlener is en waar zij bereikbaar zijn;
  • Alle werknemers moeten weten wat de ontruimingsprocedures en vluchtwegen zijn in geval van een calamiteit;.
  • Alle werknemers moeten meewerken aan de ontruimingsoefeningen.

 

Bronnen / nadere informatie:
NEN 4000: Bedrijfshulpverlening, uitgave NEN/NNI, www.nen.nl
NTA 8112-4: Leidraad voor een ontruimingsplan – Deel 4: Gebouwen met een publieksfunctie; uitgave NEN/NNI, www.nen.nl
Wetgeving: Arbowet / Arbobesluit / Arbobeleidsregels (versies geldend vanaf 1-1-2007)
Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid (www.arboportaal.nl / www.minszw.nl)

Disclaimer

Hoewel de informatie op deze website met zorg is samengesteld en de Stichting Arbo en Podiumkunsten de informatie steeds actueel tracht te houden, kunnen aan deze website geen rechten ontleend worden. de Stichting Arbo en Podiumkunsten aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van onvolledigheid of onjuistheid van het materiaal van deze website. Tevens is de Stichting Arbo en Podiumkunsten niet verantwoordelijk voor de inhoud van websites waarnaar wordt gelinkt.