VPT-dag over Productie RI&E publiekstrekker

Download: Productie RI&E in het Engels (pdf)
Download: Toelichting PRI&E in het Engels (pdf)
Download: Manual PRI&E in het Engels (pdf)
Download: Voorbeeld PRI&E, Checklist van het NDT (pdf)
Download: Voorbeeld PRI&E, VGW-plan ‘Bernhard’ Toneelgroep Amsterdam (pdf)
Download: Inspectieronde 2001 (pdf)
Artikel: Arbeidsinspectie schept duidelijkheid over productie RI&E
Artikel: VPT-dag over Productie RI&E
Artikel: RI&E per productie meer dan formulier invullen
Artikel: De RI&E, een inventarisatie
Artikel: Gezelschapsarbo
AanstellingskeuringArbobeleid in de organisatieArbocoördinator en preventiemedewerkerPlan van AanpakProductie risico inventarisatie & evaluatie (PRI&E)Risico inventarisatie & evaluatie (RI&E)Samenwerkende werkgeversVoorlichting en onderrichtWerkdrukVPT-dag over Productie RI&E publiekstrekker  

Uit: Zichtlijnen 80, 2002

 
Meer dan 150 belangstellenden waren naar de Agnietenhof in Tiel gekomen voor de VPT-dag op 26 november over de productie-risico-inventarisatie en
-evaluatie (Productie RI&E of ook wel PRI&E). Had het onderwerp zelf zo’n grote aantrekkingskracht op de aanwezigen? Of hadden zij een flinke zet richting Tiel gekregen van de Arbeidsinspectie die nu echt bij elke voorstelling wel eens een Productie RI&E wil zien? In ieder geval was de inspectieronde van dit najaar de directe aanleiding voor de bijeenkomst. Na afloop kregen de bezoekers een rondleiding in de vernieuwde Agnietenhof.

De dag werd voorgezeten en geopend door Henk ter Haar (facilitair manager Schouwburg Tilburg) die de overige sprekers aankondigde en moest melden dat Henny Schwithal helaas door privéomstandigheden verhinderd was. Hij somde op waarom gezelschappen zeggen nog steeds géén Productie RI&E te hebben: gebrek aan tijd, aan menskracht, aan budget. En twijfel aan het nut natuurlijk. Henk ter Haar stelde vast dat iedereen op dit moment aan het improviseren is. Een standaardmodel zou uitkomst kunnen bieden.

Checklist per productie

In het Muziektheater in Amsterdam werkt men met zo’n model, een checklist per productie voor de Nederlandse Opera. Arbocoordinator Astrid van Schaik vertelde over de inhoud en onstaansgeschiedenis. Belangrijkste punten:
– De lijst is ontwikkeld door een brede projectgroep op basis van checklisten van de Arbeidsinspectie en het Arbo handboek.
– In het Muziektheater wordt gewerkt met twee checklists; de eerste wordt ingevuld tijdens het definitief ontwerp, de tweede in de realisatiefase en toneelperiode. Zo worden wijzigingen gesignaleerd en kunnen er accenten gelegd worden.
– Arbo is meer dan invullen van de lijst. Arbo staat voortdurend op de agenda van het productie- en het ontwerpteam.
– De checklists worden steeds bijgesteld naar aanleiding van opgedane ervaringen.
– Als je een standaard checklist gebruikt die je aan de theaters wilt sturen, is het verstandig om daar een toelichting bij te maken over de voorstelling, het decor, etc.
– De checklisten van het Muziektheater bevatten samen 192 vragen die met ja/nee/nvt benatwoord worden, met vermelding van welke actie ondernomen moet worden en wie daarvoor verantwoordelijk is.
De lijst kan aangevraagd worden via www.zichtlijnen.nl

Een uitgeschreven RI&E

De volgende spreker was Walter van Elteren van de Theatercompagnie. Hij begon met vast te stellen waar het eigenlijk om gaat: ervoor zorgen dat medewerkers in de theaterwereld zo lang mogelijk in goede gezondheid kunnen werken. Maar uitsluiten van elk risico is een illusie, RI&E of geen RI&E. Daarom moeten we ons concentreren op de echte risico’s, zo stelde hij, en die verschillen sterk per productie. De RI&E van de Theatercompagnie is een uitgeschreven tekst waarin het project op een beknopte manier beschreven wordt inclusief verhaallijn, toneelbeeld, bezetting, speelperiode, transport, arbeidstijden, enzovoort. Op die manier benoem je de belangrijkste risico’s terwijl je tegelijk informatie geeft over het project als geheel, zodat mensen weten waar het eigenlijk over gaat. Hij noemde twee knelpunten waardoor Arbo steeds ‘als een boemerang’ terugkeert naar de werkvloer:
– er is een enorm gebrek aan Arbokennis en inzicht bij de artistiek verantwoordelijken – Arbo zou al in het artistieke proces en rol moeten spelen, maar dat gebeurt nog volstrekt niet;
– iedere leverancier zou bij zijn contract een bijlage moeten krijgen over het project (mede ontleend aan de genoemde projectbeschrijving) waarin specificaties staan waar bijvoorbeeld decors aan moeten voldoen, met eventueel een sanctieregeling.
Als voorbeeld noemde hij een decor dat om artistieke reden groter wordt dan voorzien, en om budgettaire reden niet ‘Arboproof’ gemaakt is door het atelier. Er moeten nu twee trailers mee in plaats van een. Het transport wordt duurder. Opbouw en afbouw duren langer. Het decor is niet arboproof. Het probleem moet uiteindelijk opgelost worden door de technici, maar is al in een veel eerder stadium gecreëerd. De enige echte oplossing is om structureel tijd en geld vrij te maken om dit aan te pakken.

Arbo als uitdaging

Gidius Noordman, hoofd techniek van de Schouwburg Utrecht, was uitgenodigd om te vertellen hoe aldaar de RI&E ontwikkeld is en hoe Arbo is aangepakt. Hij begon er twee jaar terug en toen was er ‘helemaal niets’. Iedereen was wel op een integere manier met veiligheid bezig, maar alles gebeurde intuïtief. Er was geen structurele aanpak. Zijn eerste statement was dat je een RI&E blijkbaar als een konijn uit de hoge hoed moet toveren, want er is een groot gebrek aan ondersteuning door de Arbodiensten (onbetaalbaar, geen kennis van zaken), door de overheid (stellen wel eisen, maar ondersteunen niet), door de VSCD (had wel eens eerder hier in mogen springen). De enig uitzondering maakte hij gelukkig voor de VPT die al in een vroeg stadium het Arbo Handboek ontwikkelde. Op basis van dat handboek, een lijst van de Arbodienst, en uitwisseling met andere theaters werd de RI&E gemaakt en bleken er drie kantjes A4 met knelpunten te zijn. Dat was in 1999. Sindsdien is het probleem door de directie serieus genomen en gebudgetteerd, er is een Arbocoördinator benoemd, en hij heeft er zelf 60 procent van zijn tijd in gestoken om de achterstand in te lopen. Nu, eind 2001, beslaat de lijst met knelpunten nog maar een half A4’tje.
Gidius Noordman gaf verder nog een overzicht van wat er nodig is (uniforme regels, serieuze budgetten, kennisoverdracht van ervaren uitvoerders naar arbostarters, faire controle door de Inspectie, etc.) en een paar algemene conclusies (theater is zich nog niet bewust van de impact die Arbo heeft op het hele proces; Arbo moet geen verplichting zijn maar een gewetensnoodzaak).

Structuur voor een VGW-Productieplan

Frits van de Haspel (bekend van VPT, medeopsteller Arbo Handboek, Stichting ArboPodium, Opleiding Theatertechniek) kwam in zijn bijdrage met een gestructureerde opzet om duidelijk te maken dat je een Productie RI&E moet zien als ingebed in het hele productieproces en in de planning van een voorstelling (geldt voor muziek, theater, dans, musical etc.). Vandaar dat hij een andere benaming voorstelde: het VGW-Productieplan. Hij schetste hoe alle aspecten van een voorstelling in elkaar grijpen, vanaf de allereerst ‘droom’ totdat de voorstelling op de repertoirelijst komt, dan in de jaarplanning, vervolgens de productiefase, de uitbesteding van de decors, rekwisieten en kostuums, de presentatie aan de uitvoerenden, en de start van het repetitieproces. Daarna treedt de fase in van de ‘samenkomst der disciplines’, de eindfase van de repetitie met alle decors en kostuums in de theateromgeving, de intrede van de verhuurders, dit alles uitmondend in de première, de voorstellingenreeks om tenslotte het hele spul weer op te bergen of op te ruimen. In dat proces speelt de RI&E een rol, en hij stelde dan ook voor het VGW Productie Plan op te delen in vijf hoofdstukken:
1. Het contract.
Gegevensuitwisseling tussen contractanten.
2. Voorbereiding van de materialen.
Opsplitsen in decor, kostuum, rekwisieten en effecten.
3. De voorbereiding van de medewerkers.
4. Vanaf de première tot de laatste voorstelling.
Basis hiervoor ligt in hoofdstuk 1 t/m 4. In dit hoofdstuk staan onder andere plattegronden en tekeningen, speeldata, namenlijst technici, enzovoort.
5. Opruimen
Basis hiervoor ligt in hoofdstuk 2.
Andere belangrijke punten uit zijn verhaal:
– Neem de namen en functies van de betrokkenen op in het VGW Productieplan en vermeld ook hun kwaliteiten.
– Het informeren van de andere partij moet je niet zien als een verplichting, maar als een bijdrage om de werkdruk te verminderen.
– De verplichting om een RI&E te maken bestaat al jaren, de reden dat het niet gebeurt is uiteindelijk terug te voeren op de W van Willen.
– Belangrijke aandachtspunten bij de planning zijn de vragen: wie is er verantwoordelijk voor het voorgebouw en wie voor het achtergebouw, en wie is de aanspreekbare figuur bij de productie.

Rol van Arbodiensten

Na de lunch kregen vertegenwoordigers van ArboUnie en ArboNed de gelegenheid om de visie van Arbodiensten toe te lichten en de meerwaarde van Arbodiensten duidelijk te maken. Om met het laatste te beginnen: die meerwaarde werd door velen in de zaal als zeer gering gezien. De specifieke deskundigheid bij de arbodiensten ontbreekt, de tarieven zijn onbetaalbaar (ƒ 235,– per uur). De ervaring van Gidius Noordman is zelfs dat je eerst aan de medewerkers van de Arbodiensten moet vertellen hoe het zit om daarvoor later de gepeperde rekening gepresenteerd te krijgen. Frits van den Haspel, toch ook geen vriend van de Arbodiensten, probeerde de aanwezigen er op te wijzen dat dit komt omdat de sector indertijd zelf een absoluut minimumcontract heeft afgesloten met ArboUnie – dan mag je niet verwachten dat ze zich in de afgelopen jaren perfect in jouw kleine sector hebben ingewerkt. Maar het gemor bleef en ArboUnie deed er wijselijk het zwijgen toe.
De vertegenwoordiger van ArboNed, Jan Buursma, had een interessant en gedegen verhaal over veiligheid en risico’s, waaruit bleek dat iemand die gewend is na te denken over risico’s wel degelijk iets kan betekenen voor theatermensen. Hij gaf duidelijk aan dat ongevallen bijna altijd voortkomen uit menselijke fouten, en dat onveilige handelingen altijd ontstaan in bepaalde omstandigheden. ‘De werknemer is nooit schuldig’, was zijn stelling, want die omstandigheden komen altijd voort uit managementbeslissingen.
Verfrissend was ook zijn benadering dat de theatersector helemaal niet zo uniek is. Installatiebedrijven en aannemers doen niet anders dan op locatie hun werk verrichten. Moeten zij voor iedere locatie, voor elk project een RI&E ontwikkelen? Nee, die bedenken van tevoren wat ze gaan doen, wie het gaat doen, wanneer ze dat gaan doen, en of het uitvoerbaar is. Per opdracht is hun aanpak gericht op beheersing van tijdelijke risico’s. En hij introduceerde een belangrijk begrip, namelijk dat van de restrisico’s. De meeste risico’s kun je namelijk organisatorisch afdekken – door de juiste managementbeslissingen te nemen. Wat dan overblijft zijn de restrisico’s, en die kun je alleen beheersen in onderlinge samenwerking tussen theater en gezelschap. gaat erom een structurele aanpak te ontwikkelen om die restrisico’s te beheersen. In welke volgorde doe je dat? Volgens Jan Buursma als volgt:
1. Beide partijen hebben een algemene RI&E voor hun hele bedrijf.
2. Er wordt een RI&E gemaakt in de ontwerpfase.
3. Er wordt een RI&E gemaakt in de productiefase. Hierin komen dus de restirisico’s te staan die niet zijn afgedekt in de algemene RI&E’s.
4. Er vindt afstemming plaats tussen theater en locatie.

Vragen

Neemt de Arbeidsinspectie er op dit moment genoegen mee als je nog geen complete PRI&E hebt?
‘De Arbeidsinspectie zet het gedoogbeleid tijdelijk voort, maar onder strikte voorwaarden. Je PRI&E hoeft niet getoetst te worden door een Arbodienst, maar je moet wel kunnen laten zien dat je er heel serieus mee bezig bent. Leg dat op papier vast, geef aan wat je ondernomen hebt. De Productie RI&E hoeft niet getoetst te worden, maar je algemene RI&E moet dan wel goed voor elkaar zijn.’

Waarom is het nodig om een complete PRI&E te maken? Kan ik me niet beperken tot de restrisico’s? Is het maken van een PRI&E niet een vorm van schijnveiligheid?
‘Als je in een theater aankomt en iedereen is goed geïnformeerd, dan vermindert dat de werkdruk voor alle partijen. Zie de PRI&E als een manier om die werkdruk te verminderen. Bovendien heb je de plicht om het theater te informeren, want uiteindelijk is de directie van het theater verantwoordelijk voor alles wat er in haar theater gebeurt – die directie wil dus weten wie er wanneer met wat binnenkomt.’

Maar we kunnen de risico’s toch ook samenvatten op een A4’tje?
‘Natuurlijk kan dat, en als dat kan, des te beter. Maar in de meeste gevallen zal er meer informatie rond een productie nodig zijn. Checklisten zijn geen verplichte invuloefening, maar een stuk gereedschap om jezelf en anderen te informeren.’

Bestaan er geen grote verschillen in interpretatie over wat bepaalde risico’s zijn, bijvoorbeeld in geluidsniveaus? Hoe zit het met groepen die in het contract excessieve geluidsniveaus eisen?
‘Het enige wat tegen excessen helpt is als er branchenormeringen zijn, waardoor je groepen met excessieve eisen uit alle theaters kunt weren.’

De geluidsniveaus zijn in veel gevallen al tien of vijftien jaar veel te hard. Waarom doet niemand daar wat aan?
‘Hier hebben we te maken met de W van Willen. We moeten ook eens een keer willen stoppen met dingen die echt niet kunnen.’

Wat doe je met voorstellingen die je niet kent zoals buitenlandse producties, amateurgezelschappen, bedrijfspresentaties?
‘In de Schouwburg Utrecht is het standaard procedure om van een onbekende voorstelling een project te maken. Een technicus is verantwoordelijk om met die voorstelling te communiceren en informatie in te winnen. Dat werkt.’

Jos van de Haterd