Vlieginstallaties

Download: Ontwerp richtlijnen manueel bediende personen vliegsystemen (pdf)
Artikel: De zwaartekracht is onverbiddellijk
Artikel: Vliegen: nauwkeurige procedures en gezond verstand
Artikel: Vliegen in het theater: aanvullingen en correcties
Artikel: Verslag VPT-dag 25 mei 2002
Vlieginstallaties

NPR 8020-11:2006 nl Evenementen – Hijs- en heftechniek – Met de hand aangedreven personen-vliegsystemen

Deze praktijkrichtlijn geeft aanbevelingen voor het ontwerpen, plaatsen, inspecteren en beproeven van en werken met hand aangedreven personen-vliegsystemen die worden gebruikt voor het creëren van vliegeffecten voor de evenmentenindustrie. Deze praktijkrichtlijn is van toepassing op vliegsystemen die met de hand worden aangedreven met enkelvoudige en/of meervoudige kabels, mechanische overbrenging (maar niet mechanisch aangedreven) en/of contragewichten om personen verticaal en/of horizontaal te verplaatsen met als doel het creëren van de illusie van vliegen. Onder evenementen worden verstaan alle activiteiten ten behoeve van recreatie en sport, kunstuitingen en vermaak of presentatie van producten in de ruimste zin van het woord.

Deze praktijkrichtlijn is te bestellen via: http://www2.nen.nl/nen/servlet/dispatcher.Dispatcher?id=BIBLIOGRAFISCHEGEGEVENS&contentID=233751

Arbo Handboek

In het Arbo Handboek uit 1997 staat dat het bewegen van lasten boven personen slechts is toegestaan indien:
– het bedienend personeel de totale lengte van de beweging onafgebroken kan waarnemen.
– de last hoger dan 2 meter boven de vloer wordt bewogen.

Vlieginstallaties moeten zo zijn berekend en gebouwd dat zij de optredende statische en dynamische belasting kunnen verdragen. Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden met een 18-voudige zekerheid.

Voor eerste ingebruikname moeten zij door een erkend deskundige worden beproefd. Bij deze beproeving moet de constructie statisch en dynamisch worden belast met een proeflast van 1,25 maal de normale belasting.

Vóór ieder gebruik moet de installatie worden gecontroleerd en moet er een belastingsproef plaatsvinden.

Een belastingfsproef met personen mag hoogstens 0,50 m boven de vloer plaatsvinden.

Meer informatie

Adressen:

ME Design & Safety
Advies, inspectie
Simon Koopmanstraat 17
1693 BA Wervershoof
T 0228-582182
meds@wxs.nl

Rhino Rigs
Dollard 300
9204 CZ Drachten
T 0512-547475

Frontline Rigging Consults BV
Keulsekade 216
3534 AC Utrecht
tel. 030 – 242 82 80
fax 030 – 242 82 89
www.frontline-rigging.nl

Flying by Foy
www.flybyfoy.co.uk

Kirby
www.kirbysflying.co.uk

AFX Aerial Effects
www.afxuk.com

ZFX Inc.
www.zfxflying.com

Hall
www.flyingfx.com

-Vliegen, of hoe mensen zweven op toneel
Scriptie Jessica Heeman
OTT/Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
Mei 1997
Aanwezig in de bibliotheek van de AHK
Jodenbreestraat 3
1011 NG Amsterdam

  Vliegen in het theater

Verslag van de VPT-dag op 25 mei 2002 in theater Carré

 

Uit: Zichtlijnen 83, 2002

Eric de Ruijter

Zoals u al in de twee vorige nummers van Zichtlijnen heeft kunnen lezen, houdt het vliegen van personen in het theater de gemoederen flink bezig. Voorafgaand aan de VPT-dag op 25 mei over het vliegen van personen, ontstond er wat commotie over de vraag waarom nu juist de musical Peter Pan was uitgezocht. Het vliegen in Peter Pan was toch door de Arbeidsinspectie pas goedgekeurd nadat er een tweede kabel als valbeveiliging was aangebracht? De VPT heeft zich de kritiek op deze keuze in die zin ter harte genomen dat de vereniging in het najaar een vervolgdag zal gaan organiseren, waarbij andere invalshoeken, systemen en mogelijkheden aan bod zullen komen. De VPT benadrukt bij monde van bestuurslid Robert Baaij dat zij in deze kwestie geen standpunt inneemt en de Peter Pan-methode niet als zaligmakend ziet.

Spanningsveld tussen mens en machine

Tijdens de introductie van het vliegen in de zaal van theater Carré door Adam Searly van het vliegbedrijf Flying by Foy begrijp ik de heftige reacties op het vliegen: voor zowel de vliegers als de operators is het vliegen fysiek enorm zwaar en vereist het een zeer intensieve voorbereiding. Niet zelden moet bijvoorbeeld een van de operators als een volleerde klokkenluider meters met de handtrek op en neer springen om het gewenste effect te bereiken. De vliegende acteur moet vervolgens alle mogelijke lichaamsbeheersing inzetten om in balans te blijven en niet te gaan spinnen. In de voorstelling geldt dan nog voor beide partijen dat alles op het ritme van de muziek dient te gebeuren.

De eerste demonstratie maakt onmiddellijk het spanningsveld tussen mens en machine duidelijk: de mens kan in dit geval relatief snel falen, zodat in noodgevallen volledig vertrouwd moet worden op de machine, in casu de valbeveiliging en in principe alle onderdelen van de constructie die het in dit geval mogelijk maakt dat er over de gehele breedte van het toneel gevlogen kan worden.

Voor beide partijen is het dus evident dat er behoorlijk getraind moet worden om de effecten in Peter Pan onder de knie te krijgen. Flying by Foy leidt daartoe zijn personeel zelf op en geeft daarbij eigen certificering uit. En gezien de vele vliegbewegingen in de musical wordt er hier uitsluitend gewerkt met zeer ervaren medewerkers, zo maakt Adam Searly ons duidelijk. De acteurs moeten, zoveel is ook duidelijk, een welhaast perfecte fysieke conditie hebben om de complexe bewegingen onder controle te krijgen en te houden. Bij het vliegen komt het vooral op de heupen en armen aan: de bewegingen over het toneel zijn een combinatie van een soort droogzwemmen en kikkersprongen.

Onzichtbare blokstop

Bij de eerste demonstratie is duidelijk te zien welke maatregelen Flying by Foy heeft moeten nemen om te worden goedgekeurd door de Nederlandse Arbeidsinspectie. De acteur draagt over het oorspronkelijke harnas, dat met één lijn gezekerd was, nog een gordel, waaraan de tweede kabel is bevestigd. Dat ziet er solide uit, maar niet erg comfortabel: de tweede gordel lijkt tussen de benen tamelijk te knellen. Daar moeten toch aangenamer materiaal voor in de handel zijn.

De gebruikte hijsgereedschappen waren bij de demonstratie niet allemaal in detail te bekijken. Ik neem maar aan dat de constructie verbeterd is ten opzichte van de stand van zaken die Gert-Jan Brouwer van Frontline Rigging bij inspectie van het systeem in Heerlen aantrof (zie zijn ingezonden brief in Zichtlijnen 82), In ieder geval was er volgens de ook aanwezige Gerard van der Maat van de Arbeidsinspectie een voor onze ogen onzichtbare blokstop ingebouwd om te voorkomen dat de acteur in een vrije val naar beneden kan storten op het moment dat bijvoorbeeld de rigger een beroerte krijgt. Gert-Jan Brouwer had deze eerder niet aangetroffen. Het manilla-touw was echter nog niet vervangen door bijvoorbeeld het meer handvriendelijke henneptouw.

De gordel in de tweede demonstratie betrof in feite een soort leren broek waarbij aan de zijkanten ter hoogte van de heupen meedraaiende bevestigingspunten voor de kabels zitten. Dit maakt het mogelijk dat de acteur vrijelijk salto’s en andere spectaculaire bewegingen kan maken. Maar het lijkt wederom wat zwaar om het evenwicht te houden en niet te gaan spinnen.

Op het eerste gezicht lijkt ook deze gordel zeker niet comfortabel en de bil- c.q. heupdikte lijkt de enige valbeveiliging te zijn: deze gordel kent waarschijnlijk om de saltobewegngen makkelijker te maken geen bevestiging rond de schouders of het bovenlijf. Maar op het eerste gezicht zou je zeggen dat de stevigheid en stugheid van het materiaal het onmogelijk maakt dat iemand eruit kan glijden of dat het stuk gaat. Deze gordel kent verder ook geen werkelijke dubbele kabel ter beveiliging. Beide kabels zijn in principe nodig om de bewegingen te kunnen uitvoeren. De persoon bungelt bij het breken van de ene weliswaar nog aan de andere kabel, maar heeft dan in ieder geval geen enkele balans meer. Bovendien, zo wordt gesuggereerd door Van der Maat zijn de draaibare sluitingen aan de zijkant per stuk geschikt voor zestig kilo en derhalve wel erg kritisch. Het zal voldoende zijn, maar toch.

Bij zeer nauwkeurige beschouwing van deze gordel kan ook nog opgemerkt worden dat het stiksel te wensen overlaat: het leer is dusdanig gestikt dat het bij het breken van een draad mogelijk is dat het gehele stiksel los gaat laten. Ook het gebruik bij het eerste harnas van tape en eenvoudige plastic clips wordt niet enthousiast onthaald door Van der Maat.

Scepsis

Na de demonstratie in de zaal wordt de bijeenkomst vervolgd in de foyer. Het was de bedoeling dat de producent IMM zou gaan toelichten hoe zij met het vliegen zijn omgegaan. Helaas wordt de spreker Krijn Versprille na enkele minuten onwel en kan hij zijn betoog niet vervolgen. Adam Searly van Flying by Foy neemt het snel van hem over met een korte uitleg van de werkwijze van zijn bedrijf. Hij legt uit dat het bedrijf tot nu toe alleen in Nederland heeft meegemaakt dat er twee kabels nodig zijn. In woorden klinkt een zekere scepsis hieromtrent door. Het nadeel ervan is dat er meer spin ontstaat voor de acteurs. De veiligheidsfactor die Flying by Foy toepast is circa 10:1 en dat moet volgens Searly al veilig genoeg zijn. Bovendien wordt het materiaal vaak getest en is men zeer streng bij de certificering van de operators. Flying by Foy bestaat al sinds de jaren vijftig, toen Peter Foy, de oprichter, op Broadway begon met de musical Peter Pan. Sindsdien heeft er geen enkel ernstig ongeluk plaats gehad. Verder schetst hij ook de precisie en snelheid waarmee gewerkt dient te worden: in Peter Pan moeten diverse acteurs in luttele seconden worden bevestigd aan de kabels. De operators moeten dan weer exact op tijd de acteurs laten vliegen op maat van de muziek, terwijl de acteurs vrolijk acterend en zingend de illusie compleet moeten maken.

Een medewerker van het Liftinstituut, de heer Kasteleijn, en de heer Van Camerijk van het aan het Liftinstituut verbonden adviesbureau Eurlicon gaven als laatste onderdeel van de VPT-bijeenkomst een introductie op de algemene veiligheidsaspecten bij het vliegen. In het theater in het algemeen is er geen sprake van eenduidige normering, stelde Kasteleijn vast. Als aanknopingspunt is er bijvoorbeeld wel de Machinerichtlijn, maar die is uiteraard niet specifiek gericht op theater. De veiligheid moet dus gegarandeerd worden door de Risico-inventarisatie. Van daaruit zou een eigen norm ontwikkeld kunnen worden. Daarnaast is het bijvoorbeeld wel verplicht om theaterinstallaties te keuren, maar is er niet wettelijk vastgelegd door wie dat exact moet gebeuren. Men spreekt hooguit van een deskundige.

Een ander aanknopingspunt waarlangs de gevaren geïdentificeerd kunnen worden is NEN-EN 1050, de norm voor risico-analyse). Hiermee kan een gevarenlijst samengesteld worden (wat als de rigger flauwvalt…) Daarna kan men de risico’s gaan beoordelen volgens de standaard ISO/PDTR 14798. Met kunstgrepen kan er dus toch enigszins genormaliseerd te werk worden gegaan. Tenslotte zou men kunnen proberen een enigszins verwante norm toe te passen op het vliegen: bijvoorbeeld het Attractie- en speeltoestellenbesluit.

Omdat er dus duidelijke normering of zelfs richtlijnen ontbreken is het belangrijk om een heldere flowchart te hebben, waarop alle trajecten en beslissingen zijn aangegeven. De door Van Camerijk van Eurlicon uitgelegde flowchart heeft alle mogelijke zaken in kaart gebracht: van Arbobesluit naar productierichtlijn, de keuze tussen een volledige of beperkte RIE, de beslissing tot het kopen of niet kopen van installaties, de aanwezigheid van documenten bij een installatie, een CE-verklaring of een gebruikshandleiding. Maar ook wordt op de flowchart vermeld hoe het met de certificering zit, hoe de keuringen verlopen en de aansprakelijkheid is afgedekt.

Waarom een norm?

De discussie met de zaal barst los als de veilgheidsfactor van liften wordt genoemd. Zestien is voor het vliegen teveel, betoogt Gert-Jan Brouwer van Frontline Rigging prikkelend. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan factor 5 als je elke dag de installatie controleert en 1 keer per week een trekproef doet. Het Liftinstituut kan bijvoorbeeld een vlieginstallatie goedkeuren, maar niet volgens een heldere norm, zoals deze wel in Duitsland of de Verenigde Staten bestaan. Volgens Brouwer moet de vertaalslag gemaakt worden: de concepten liggen wat hem betreft klaar. Dan moet vervolgens alleen nog het ministerie van SZW goedkeuring verlenen.

Waarom zou er een norm moeten komen, vraagt Van Camerijk zich af. Van een norm mag niet afgeweken worden, van een richtlijn wel. Maar dan, luidt het commentaar van Rinus Bakker, krijg je weer certificering op basis van rommelen. Bovendien, als er ruimte is om af te wijken, mag de Arbeidsinspectie dat ook en krijg je per sector in het land verschillende opvattingen, klinkt het vanuit de zaal. In die zin lost de Arbowet dus niets op: je kunt er alle kanten mee op.

Kan het Liftinstituut meewerken aan het ontwikkelen van normen? Het Liftinstituut heeft hier wel ervaring mee in Europees verband, bijvoorbeeld waar het gaat om hoogwerkers en roltrappen. Over het algemeen klopt een bedrijfstak pas aan bij het Liftinstituut als het om grote aantallen gaat. Bij het theater is dit niet het geval. Maar vooral bij de specialisten in de zaal blijkt een grote behoefte te bestaan aan een norm, boven een richtlijn. Besloten wordt dat het Liftinstituut en specialisten een afspraak over de kwestie gaan maken. Het resultaat kan dan mooi de inzet zijn voor de volgende bijeenkomst over vliegen.