Pyrotechniek

Artikel: Duizend bommen en granaten, discussieverslag VPT-dag
Artikel: Besluit: vuurwerk eruit
Artikel: Deskundig toezichthouder en de VPT
Artikel: Six Flags-bijeenkomst over special effects, veiligheid en crowd control
Pyrotechniek

Voor het gebruik van vuurwerk gelden regels ten aanzien van brandveiligheid die (nu nog) door de plaatselijke overheid (brandweer) worden vastgesteld. Hoewel die in grote lijnen overeen  komen kunnen plaatselijk verschillen voorkomen in te nemen maatregelen. De Woningwet schrijft voor dat gemeenten voorschriften over brandveilig gebruik van bouwwerken moeten opnemen in de gemeentelijke bouwverordening. Deze voorschriften verschillen per gemeente. Het ‘Gebruiksbesluit brandveilige bouwwerken’, kortweg het Gebruiksbesluit genoemd, treedt naar verwachting halverwege 2008 in werking. In het Gebruiksbesluit worden de brandveiligheidseisen voor iedereen in elke gemeente gelijk.

Vakbekwaamheid vuurwerkdeskundigen

Per 1 maart 2002 zijn er eisen aan de vakbekwaamheid van ‘vuurwerkdeskundigen’ gesteld. Zo moeten zij naast hun eigen veiligheid ook de veiligheid van het publiek bij het afsteken van professioneel vuurwerk (bijvoorbeeld in het theater of bij een groot evenement) kunnen waarborgen. Om hun certificaat van vakbekwaamheid te behouden, moeten zij hun vaardigheden aantoonbaar blijven bijhouden. Om dat na te gaan wordt de werkervaring van vuurwerkdeskundigen voortaan geregistreerd. Professioneel vuurwerk mag alleen worden bewerkt en afgestoken door een deskundige die een ‘certificaat van vakbekwaamheid’ heeft. Ook is vastgelegd dat bij het afsteken van professioneel vuurwerk vooraf een werkplan gemaakt moet zijn. In de arbeidsomstandighedenregeling is vastgelegd wat de eisen zijn waaraan de vakbekwaamheid van de deskundige en het werkplan moeten voldoen.

KIWA verstrekt de vuurwerkdeskundigen na afronding van hun opleiding het verplichte certificaat van vakbekwaamheid. Er wordt een onderscheid gemaakt in twee soorten certificaten: een certificaat ‘groot vuurwerk’ voor evenementen en een certificaat voor speciale effecten met vuurwerk in theater of film. Voor meer informatie kunt u terecht op de webpagina van het KIWA: www.vuurwerkbedrijven.nl.

Meer informatie:

[Fernsehen, Hörfunk und Film Pyrotechnik in Veranstaltungs- und Produktionsstätten für szenische Darstellung]
BGI 812 – SP 25.1/4 Verwaltungs-Berufsgenossenschaft Januar 2002

 

 

Duizend bommen en granaten…

Forumdiscussie tijdens de algemene ledenvergadering 

Uit: Zichtlijnen 79, 2001

 
Zowel de ramp in Enschede, als aansluitend de dramatische oudejaarsavond in Volendam hebben grote gevolgen gehad voor de gehele professionele vuurwerkbranche. Ook het gebruik van pyrotechniek in het theater ontkwam niet aan herziening van de status quo. Niet alleen is rigoureus een einde gemaakt aan een zeker gedoogbeleid, maar ook in het nieuwe ontwerp-Vuurwerkbesluit is het gebruik van pyrotechniek op binnenlocaties (en dus in het theater) zwaar aan banden gelegd.

Aansluitend op de Algemene Ledenvergadering die op 4 september van dit jaar is gehouden had de VPT een forum georganiseerd omtrent de stand van zaken met betrekking tot het gebruik van pyrotechniek in het theater.
Frans Arntz van het pyrotechnische bedrijf De Vierde Dimensie beet het spits af, beginnend met een kort historisch overzicht van het ontstaan het Vuurwerkbesluit. Tevens vatte hij het vuurwerkbesluit kernachtig samen: ‘Alles kan, maar niets mag’ en: ‘Het is verboden, tenzij…’.

Het vuurwerkbesluit verdeelt al het vuurwerk in twee categorieën: consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk, waar een zogenaamde ‘bezigheidsvergunning’ voor nodig is. Consumentenvuurwerk heeft een zichtbare ontsteking, waarvan de duur in te schatten is (kortom een lontje) en de rest is professioneel vuurwerk. Gegeven het feit dat vuurwerk in het theater elektrisch wordt ontstoken, mag dat alleen worden afgestoken door iemand met een bezigheidsvergunning, die ook nog van de lokale overheid een ‘verklaring van geen bezwaar’ moet krijgen, nadat hij opgave heeft gedaan van plaats, tijdstip, hoeveelheid, gebruikte stoffen, ontstekend vermogen, druk-effect etcetera.

In de nieuwe situatie is er tot zover niets nieuws onder de zon. Er zijn echter een aantal regels veranderd of bijgekomen en het nieuwe vuurwerkbesluit is daardoor dusdanig aangescherpt, dat het afsteken van een bommetje in het theater bijna onmogelijk lijkt en in ieder geval zeer kostbaar gaat worden.
Ter illustratie somde Frans een paar veranderingen op:
– vuurwerk mag alleen worden opgeslagen in een opslagplaats met een milieuvergunning, waarvan de eisen dusdanig hoog zijn, dat alleen ‘ergens in Noord-Oost Groningen’ zo’n opslagplaats te bouwen is;
– aan tijdelijke opslag worden eveneens zo hoge eisen gesteld, dat in ieder geval in een theater tussentijds geen vuurwerk kan worden bewaard;
– in feite impliceert dat verder, dat voor een reizende productie dagelijkse aanvoer noodzakelijk is (ook al staat het stuk een maand in hetzelfde theater);
– tussen opbouw en afsteken mag maximaal acht uur zitten.

Tel hierbij op, dat voor elke locatie een aparte vergunning moet worden aangevraagd en het is verklaarbaar dat de toekomst voor theatervuurwerk tamelijk somber is.

Proefschot

De volgende spreker was Rob van de Puttelaar, in het dagelijks leven werkzaam bij de afdeling Preventie van de Brandweer Amsterdam, maar hier op persoonlijke titel aanwezig. Hij schetste zijn ervaringen en de manier waarop hij met dit soort zaken omgaat, in het bijzonder in de RAI.
Via een aantal stappen definieerde Rob het begrip ‘veiligheid’ als: ‘Veiligheid is de mate waarin wordt voorkomen dat de beschikbaarheid van handelen en middelen wordt aangetast’.

Op grond van deze stellingname worden de taken van de brandweer veel uitgebreider dan enkel het toezichthouden op het ‘moment suprème’.
Bijeen controle betreffende een aanvraag voor het afsteken van vuurwerk wordt uiteraard gekeken of er blusmiddelen aanwezig zijn, maar ook of er mogelijk uitbreidingen noodzakelijk zijn. Een vuurwerkfonteintje dat op het podium staat na te branden is effectief te blussen met een brandemmer en een dweil en geeft minder gevolgschade. Verder wordt er onder meer van tevoren gekeken naar de afstand van het publiek, de hoogte van het gebouw, hoe wordt het vuurwerk opgesteld en wat zijn er aan brandende materialen in de directe omgeving. Ervaring en vergaarde kennis zijn daarbij onontbeerlijk. Als voorbeeld noemde Rob de ‘line rocket’, waarbij al dit soort zaken nauwkeurig worden bekeken. Bij twijfel wordt om een proefschot gevraagd, dat helder de risico’s in beeld brengt.
Bij het bekijken van de directe omgeving wordt niet alleen gekeken of decors en doeken brandvertragend zijn, maar ook of misschien de ventilatie moet worden afgeschakeld om het verspreiden van rook door het gebouw te voorkomen. Zijn er in de nabijheid ventilatieroosters waar vonken in terecht kunnen komen? Misschien moeten die wel tijdelijk worden afgedekt. Zijn er in de nabijheid loopbruggen waar stofnesten zich kunnen ophopen?
Als je op die manier kritisch naar het gebouw kijkt, kom je vaak tot verrassende ontdekkingen.
Verder acht Rob het van groot belang dat ook de controlerende brandweerman of -vrouw goed op de hoogte moet zijn van de werking van vuurwerk en de consequenties daarvan en dat zij daarvoor een cursus moeten kunnen volgen die door een onafhankelijke instantie wordt gegeven. Artikel 8 van de Arbowet verplicht de werkgever sowieso om zijn werknemers voorlichting en onderricht te geven over de uit te voeren werkzaamheden.
Verder stelde Rob, dat als bij controle blijkt dat de vereiste papieren niet in orde of afwezig zijn, het afsteken van vuurwerk verboden wordt. Het handhaven van deze richtlijn geeft zijns inziens alleen maar duidelijkheid, ook naar de vuurwerkbranche. In dit verband verbaast het hem hoe vaak het voorkomt dat producties in de RAI voor het eerst met vergunningen worden geconfronteerd, terwijl ze al een tijdje door het land reizen. Tot slot wees Rob nog op het grote belang van een goed ontruimingsplan. Niet alleen of er voldoende vluchtwegen en dergelijke zijn, maar bijvoorbeeld ook of er voldoende BHV-ers en beslissingsbevoegde personen aanwezig zijn. En, niet minder belangrijk, zorg voor noodopvang buiten het gebouw, zorg ervoor dat de brandweer het gebouw goed kan naderen, zorg ervoor dat de brandweer wordt opgevangen en meer van dergelijke zaken. Het ontruimen houdt niet op als het publiek buiten staat.

Functionele definitie

De volgende spreker was Jos Franssen van PTE Europe. Hij ging in het bijzonder in op de definities van de verschillende soorten vuurwerk, de systematiek in het buitenland en de regelgeving omtrent samenstelling en transport. Zijn zeer uitgebreide verhandeling laat zich moeilijk samenvatten in het kader van dit verslag.
Wat maakt theatervuurwerk theatervuurwerk?
Allereerst is de locatie bijzonder door:
– het verbod op open vuur en rook;
– de aanwezigheid van rook- en brandmeldinstallaties en sprinkler;
– de aanwezigheid van brandschermen;
– het soort luchtbehandeling systeem (rook, MAC-waarden);
– de afstanden tot publiek en uitvoerenden;
– de aanwezigheid van brandgevaarlijke decors en rekwisieten;
– de aanwezigheid van stofnesten (ook onzichtbare vanwege concussion- effecten);
– de beslotenheid van de ruimte (vluchtwegen, luchtdruk verplaatsing);
– de stress voor een voorstelling / de routine bij meerdere voorstellingen;
– de ervaring met producten / ontsteeksystemen;
– de eis tot het gebruik van het minst gevaarlijke middel voor de realisatie van een effect (vervangende technieken);
– de aard van de producten die te gebruiken zijn.

Door deze combinatie van factoren zou theatervuurwerk aan nauw omschreven eisen moeten voldoen.

Vervolgens de definitie: In het vuurwerkbesluit wordt uitgegaan van een negatieve definitie met betrekking tot de omschrijving van theatervuurwerk: ‘Alles wat geen consumentenvuurwerk is, is groot (oftewel professioneel) vuurwerk’, zodat ook voor het binnenvuurwerk voldaan moet worden aan dezelfde regels als die van professioneel groot buiten vuurwerk. In bijvoorbeeld Duitsland en Amerika gaat men van een veel logischere functionele definitie uit en is nauwkeurig omschreven wat onder binnenvuurwerk valt en hoe daar mee om te gaan.

Een functionele definitie zou een vereenzelviging met ‘groot-vuurwerk’ kunnen voorkomen en in de praktijk veel misverstanden kunnen opheffen over:
-standaardvoorschriften in ‘evenementen’-vergunningen en voorwaarden in de verklaringen van geen bezwaar, en
-te hanteren afstanden bij opslag en het bezigen, c.q. het mogelijk gevaar en overlast voor mens, dier en milieu.

Vervolgens de samenstelling: binnen de Nederlandse regelgeving is er geen beperking in het gebruik van giftige en gevaarlijke stoffen bij produceren van ‘groot’ vuurwerk, terwijl in Amerika en Duitsland een groot aantal van deze stoffen hetzij verboden zijn, hetzij aan strenge regels onderhevig. Het is dus aan de fabrikant om zichzelf beperkingen op te leggen.

Anderzijds is veel theatervuurwerk uit het buitenland niet alleen specifiek ‘for indoor use only’, maar tevens geproduceerd onder de daar vigerende regelgeving m.b.t. gevaarlijke stoffen.

Tenslotte blijkt dat wat betreft het transport het theatervuurwerk onder een veel risicovollere categorie wordt ingedeeld dan feitelijk noodzakelijk:
‘Hoewel het merendeel van het theatervuurwerk als 1.4S (= lichtere klasse, red.) geclassificeerd zou kunnen worden, wordt dit door de producenten vanwege de extra hoge testkosten vrijwel nooit nagestreefd. Vanwege de relatief kleine hoeveelheden die per keer getransporteerd worden is hiertoe ook geen directe noodzaak’.
Al met al was duidelijk dat er een groot pleidooi was voor een scheiding tussen binnen- en buitenvuurwerk.

Tijdelijke vergunningen

Jan Touwslager van de KIWA was de laatste spreker.
Hoewel iedereen de KIWA kent van de stempeltjes op kranen en andere waterleidingartikelen, doen zij nog veel meer dan dat.
Eén van die dingen is maken van certificeringregelingen en zo heeft de KIWA de opdracht aanvaard om een certificeringregeling of -schema te maken voor ‘Deskundig Toezichthouder Vuurwerk’.
Certificering is normaal aan het worden. Daarmee worden een aantal zaken op voorhand al geregeld en een certificaat heeft als doel om:
– ongelukken te voorkomen;
– vakmanschap te bewerkstelligen;
– aan risicobeheersing te kunnen doen;
– invulling te geven aan de wettelijke bepalingen;
– zekerheid en toezicht te bewerkstelligen.

Met het certificaat ‘Deskundig Toezichthouder Vuurwerk’ mag je vuurwerk ‘bezigen’. Om dat certificaat te verkrijgen, moet je eerst een opleiding volgen en/of aan een toets voldoen en vervolgens moet je een formele aanvraag bij de KIWA indienen. Mits aan alle voorwaarden wordt voldaan, dan wordt het certificaat uitgereikt en bijgeschreven in een register.
Het certificaat is persoonsgebonden, zoals een rijbewijs, en kan ook ingetrokken worden.
De certificeringsregeling, dus ook in feite de eisen waaraan een opleiding moet voldoen, moet per 1 november 2001 gereed zijn.
Haast is ook wel geboden, want alle vergunningen zijn kort na ‘Enschede’ omgezet in tijdelijke vergunningen. De tijdelijke vergunningen lopen af per 3 februari 2002 en daarna is er niemand meer die wettelijk gerechtigd is om vuurwerk te ‘bezigen’.
Het forum werd fraai afgerond door de opmerking dat bij ongewijzigd beleid de huidige vergunninghouders op het huwelijk van Willem-Alexander nog wel al hun vuurwerk mogen verschieten, maar dat zij op 3 februari niet de rommel hoeven op te ruimen.
De vier forumleden werden door Louis Janssen namens de VPT hartelijk bedankt voor hun inzet en besloot met de opmerking dat een themadag over dit onderwerp wel op zijn plaats zou zijn.

Robert Baay