Het hele arbotraject nog even op een rijtje

Artikel: Taakverdeling in en om de organisatie
Artikel: Wetten, plichten en de arbeidsinspectie
Artikel: Het hele arbotraject nog even op een rijtje
Artikel: Implementatie van arbobeleid
Artikel: Arbeidsrisico’s in de podiumkunsten
Artikel: Als het maar geen arbozorg heet
AanstellingskeuringArbobeleid in de organisatieArbocoördinator en preventiemedewerkerPlan van AanpakProductie risico inventarisatie & evaluatie (PRI&E)Risico inventarisatie & evaluatie (RI&E)Samenwerkende werkgeversVoorlichting en onderrichtWerkdrukHet hele arbotraject nog even op een rijtje

Verslag Arboseminar, juni 2001

Uit: Zichtlijnen, september 2001

Een verslag van Eric de Ruijter

Een paneldiscussie met Doris Le Fèvre (arbo-adviseur en coördinator Midden en Kleinbedrijven bij ArboUnie Noord West), Dick Smink (inspecteur bij de Arbeidsinspectie en landelijk projectleider a.i. van het (inspectie)project ‘Podiumkunsten 2001) en Sonja Nossent (senior adviseur bij TNO Arbeid).

Sonja Nossent, de gespreksleidster, werkt bij TNO-arbeid en is aldaar betrokken bij projecten over arbokennis. Dick Smink werkt bij de Arbeidsinspectie Regio Noord-West. Hij zal zich als opvolger van Gerard van der Maat in het najaar buigen over het podiumkunstenproject 3, waarbij de A.I. in de praktijk zal nagaan of men in de podiumkunsten de afspraken nakomt. Doris Le Fèvre werkt voor ArboUnie als adviseur en coördinator voor het Midden en Kleinbedrijf. ArboUnie heeft samen met de commissie VGWT het Arbohandboek voor de Podiumkunsten ontwikkeld.

D.F. zal eerst het waarom, wat en hoe over arbo uitleggen. Daarna is er tijd voor vragen uit de zaal. Na handopsteken blijken circa 30 van de circa 50 aanwezigen beginnende arbocoördinatoren te zijn. Er zijn bij deze sessie nauwelijks ervaren arbocoördinatoren aanwezig.

D.F. legt uit dat arbo een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers. Beiden moeten vooral uitgaan van het gezond verstand bij het signaleren van arbeidsrisico’s. De plichten van de werkgever zijn: je aansluiten bij een arbodienst, het maken van een risicoinventarisatie en – evaluatie, het opzetten van verzuimbeleid, het instellen van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur en de mogelijkheid bieden van een PAGO-onderzoek. De werkgever heeft bij arbo te maken met de arbodienst, de uitvoeringsinstelling (bijvoorbeeld GAK bij het melden van verzuim), de Arbeidsinspectie (bij controle en handhaving en steeds minder voor advies) en eventueel een verzekeraar (bij o.a. ziekte).

Wat er ook mis gaat in een bedrijf, de werkgever blijft altijd verantwoordelijk. Arbozorg dient een deel van de bedrijfsvoering te worden. Dit kan volgens D.F. aan de hand van de 5 wwwww’sss: 1. willen/ 2. weten/ 3. wegen (moeilijke fase: geld/prioriteit)/ 4. werken (de grote zorg van de coördinator moet zijn dat de risico-inventariatie niet in de kast beland)/ 5. waken.

Veel hangt af van een goed plan van aanpak dat continuïteit biedt bij het werken aan arbo.

D.F. heeft een aantal vragen geformuleerd om verder over te kunnen discussiëren: in hoeverre is men verantwoordelijk voor het publiek? Hoe is de verhouding tussen inleenkrachten en arbo? Wat is PAGO?.

Alvorens hier op in te gaan, zijn er allereerst vragen uit de zaal over de risicoinventarisatie per productie. De checklist uit het oude handboek kan gebruikt worden, maar is niet geheel uitgewerkt voor het doel. Men leze ook de artikelen hierover in Zichtlijnen (zie de reader). Er is nog geen standaard. Het Muziektheater dat op dit gebied al zeer ver gevorderd is, biedt bij monde van Marijke Weijenborg de daar ontwikkelde checklist aan: er kan contact opgenomen worden met Astrid van Schaik, van de produktieafdeling.

Andere reacties uit de zaal gaan over hoe je moet beginnen met arbo: “Hoe zet je het gehele traject in werking?” En: “Is een arbocoördinator verplicht?” Volgens D.S. is een coördinator niet verplicht, maar wel handig omdat bij arbo de werkgever en werknemers samen moeten werken. Om een intermediair te hebben kan een onafhankelijk deskundige worden benoemd.

Ook wordt geconstateerd dat de risicoinventarisatie na vaststelling weer in de kast verdwijnt of dat de taken niet goed verdeeld zijn, waardoor er geen goede structuur is. Toine Tax van Doornroosje uit Nijmegen heeft het anders geregeld. Bij Doornroosje is 1 persoon verantwoordelijk- het hoofd facilitaire dienstverlening – waardoor er continuïteit is. Arbo heeft daar prioriteit, de coördinator is er speciaal een aantal uren per week voor vrijgemaakt. Hoeveel tijd dat uiteindelijk wordt, zal aan de hand van de praktijk later worden vastgesteld. Dat de hoeveelheid tijd kan oplopen benadrukt iemand van de Stadsschouwburg in Utrecht: in 1996 was daar 1 dag per maand iemand met arbo bezig, nu is dat al 20 uur per week.

D.S. stelt dat iedereen bezig zou moeten zijn met arbeidsomstandigheden en dat de arbocoördinator niet perse de uitvoerder hoeft te zijn: arbo is in feite voor elke werknemer een deel van het werk. S.N. voegt daar nog aan toe dat men niet in de val moet trappen dat men als arbocoördinator eindverantwoordelijk is. De werkgever blijft dit altijd.

Nick van schouwburg het Park in Hoorn vraagt zich af of arbo en met name de “productie-rie” niet teveel doorschiet? D.S. antwoordt dat het er om gaat dat iedereen kan blijven werken tot de leeftijd van vijfenzestig. Als iedereen van te voren meer met arbo bezig is, ontstaan er minder problemen. Je moet de problemen voor zijn. En zo zijn we terug bij de productierie’s: de checklist van Toneelgroep Amsterdam, vindt iemand uit de zaal, zegt wel iets over het stuk maar niets over het werken in diverse zalen. D.F. repliceert: “Het gaat over bewustzijn. De checklist voor producties werkt in ieder geval samenwerking tussen werkgevers in de hand.”

Hoe pak je de productierie op een practische wijze aan? Het Muziektheater is een groot theater, met veel middelen om een productierie ook daadwerkelijk uit te voeren. Iemand van de Meervaart vraagt zich af wat eigenlijk het verschil is met een productievergadering. Marijke Weijenborg van Het Muziektheater antwoordt: “de structuur”. Hoe begin je ermee: door te praten met alle intern en extern betrokken organisaties. Vervolgens maak je geen risicoinventarisatie op hoofdlijnen maar een gedetailleerde op inhoud.

Veel theaters zijn ontevreden over de arbodiensten. Bert van het Isalatheater zei eerder iets soortgelijks: hun theater is nu 2 jaar open. Ze zijn nog steeds bezig de kinderziektes uit het gebouw te halen en de arbodienst helpt niet. D.F.: “Je hoort het veel. Theater is een aparte branche. Het komt door de wet uit 1996: iedereen is toen de arbo ingegooid. Maar tegelijkertijd is het ook zo dat een Arbodienst een ondersteunende en niet een trekkende rol heeft.” S.N.: “Wat helpt is een goed gesprek met de Arbodienst over de verwachtingen. In de zorgsector is zelfs een speciale publicatie gewijd aan het omgaan met de arbodienst.”

Om niet te blijven hangen bij de productierie en het functioneren van de arbodiensten gaat D.F. terug naar de door haar aangedragen vragen van het begin:

In hoeverre is men verantwoordelijk voor het publiek?

Iemand van schouwburg De Kunstmin begint met een concrete vervolgvraag: “In hoeverre is men verantwoordelijk voor het volume van een band?” D.S. zegt dat in het geval van doofheid veroorzaakt door het hoge volume de A.I. niet kan vervolgen. Hooguit maakt men civielrechtelijk een kans.

Volgens de arbowet is een zaal/theater ten opzichte van het publiek verplicht de nodige bedrijfshulpverleners aanwezig te hebben. Volgens Dick Smink is de wet niet geheel en al expliciet. In het algemeen wordt uitgegaan van 2 BHV’ers per 50 werknemers. Publiek wordt gezien als derden en wordt gelijkgeschakeld met de aantallen die gelden voor werknemers. Wat is redelijk, wil men weten. Op 600 man publiek 12 BHV’ers? D.S.: de wet zegt dat er bij 250 werknemers maximaal 5 BHV’ers moeten rondlopen. Dus bij 600 personen moeten er in ieder geval 5 BHV’ers zijn. Is BHV iets anders dan EHBO? Ja, is het antwoord. Het is een combinatie van redden en brand blussen.

Hoe is de verhouding inleenkrachten en arbo?

Bij dit onderwerp duikt men gelijk weer de praktijk in: Theater Provadja in Alkmaar heeft circa 100 vrijwilligers: zij zijn niet meegenomen met de risicoinventarisatie. D.S.: formeel is er in die situatie sprake van een gezagsrelatie. Het is dus wettelijk verplicht deze vrijwilligers ook mee te nemen in de rie. Provadja: “Het is voor ons een kwestie van geld om alle vrijwilligers mee te nemen en bijvoorbeeld te moeten zorgen voor hun veiligheidsschoenen.” Uitkomst kan wellicht het Julianafonds bieden, een welzijnsfonds dat hiervoor subsidie zou kunnen verstrekken.

En hoe zit het met freelancers, wil Simon Poelstra weten? “Is het hoofd decor voor hen verantwoordelijk?” “Nee”, zegt D.S., “er is sprake van een gezagsrelatie zodra die freelancer op de werkvloer van een theater aan het werk is”. En hoe ga je om met iemand die in eigen atelier werkt ? D.S.: “Als het een werknemer betreft is de werkgever verantwoordelijk, als het een zelfstandige is, heeft de opdrachtgevende werkgever geen verantwoordelijkheid”. D.S. verwijst naar het stuk van Pauline Beran in de reader: risico’s kunnen nooit weggecontracteerd of wegverzekerd worden.

Wat is PAGO?

De werkgever moet de werknemer de mogelijkheid bieden tot het laten verrichten van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek, geheel naar inzicht van de werknemer. In theorie kan de werknemer elke dag zo’n PAGO-onderzoek op kosten van de werkgever laten verrichten. De praktijk is natuurlijk dat in dat geval de arbodienst en de werkgever wel om de tafel zullen gaan zitten met de werknemer om erachter te komen wat er werkelijk aan schort. Het onderzoek gaat over de eigen arbeidsomstandigheden en is geen verplichting. De kosten zijn voor de werkgever en deze moet toestemming geven.