Geluid

Artikel: Passie en recht
Artikel: Uitreksel uit de Arbeidsomstandighedenwetgeving voor geluid (wetgeving 2007)*
Convenant Geluidsbeleid Muzieklocaties
Geluidsnorm in Vlaanderen op 100 dB(A)
Voorstel “Festivalnorm” Jan Smeets Pinkpop 2012
Geluid

 

Effecten van blootstelling aan schadelijk en hinderlijk geluid    

De effecten van blootstelling aan geluid kunnen zowel hinderlijk als schadelijk zijn. De effecten zijn onder te verdelen in drie categorieën:
1. Lichamelijke effecten op het gehoor en andere effecten
2. Functionele effecten
3. Belevingseffecten.

Lichamelijke effecten

Lawaai kan schadelijk zijn voor het gehoor. Als de oren veel harde geluiden te verwerken krijgen, dan raken de haarcellen (de ‘ogen’ van het gehoor) verdoofd. Dit heeft dan een tijdelijk gehoorverlies, oorsuizingen of het horen van pieptonen tot gevolg. Als de haarcellen geen tijd krijgen om zich te herstellen of als het lawaai erg hard is, dan sterven de haarcellen af. Dit heeft lawaaidoofheid tot gevolg en dit is ongeneeslijk.

 

Links: Normale haarcellen

Rechts: Beschadigde haarcellen

Op grond van wetenschappelijke inzichten wordt aangenomen dat de blootstelling aan een geluidsniveau van 80 dB(A) gedurende 8 uur nog net veilig is voor het gehoor. Hierbij dient opgemerkt te worden dat elke verhoging van 3 dB(A) een verdubbeling betekent van de intensiteit van het geluid. Werkt men gedurende 8 uur in een omgeving met een geluidsniveau van 80 dB(A), dan heeft dat hetzelfde effect als een geluidsniveau van 83 dB(A) gedurende 4 uur en 86 dB(A) gedurende 2 uur.
Onder invloed van geluid kunnen verschillende fysiologische veranderingen optreden in het menselijk lichaam. Het is zeer waarschijnlijk dat een hoog geluidsniveau een verhoogde bloeddruk kan veroorzaken en daardoor een bijdrage kan leveren aan het ontstaan van hartziekten. Er zijn tevens aanwijzingen dat lawaai een oorzaak kan zijn van klachten als nervositeit, slaapproblemen en maagdarmstoornissen.

Functionele effecten

Een effect op het functioneren is de achteruitgang van de spraakverstaanbaarheid bij toename van het geluidsniveau. Het geluidsniveau belemmert de werkcommunicatie en maskeert alarmsignalen. Andere effecten zijn een afname van de productiviteit en/of kwaliteit van de arbeid door verminderde concentratie en vermoeidheid. Voor musici, zangers en dansers zijn functionele aspecten uiteraard veel ingrijpender, omdat zij voor de uitvoering van hun werk direct afhankelijk zijn van hun gehoororgaan.

Belevingseffecten

Een belevingsaspect is hinder ten gevolge van lawaai. Deze hinder kan specifiek zijn (bijvoorbeeld de afname van spraakverstaanbaarheid wordt als hinderlijk ervaren), of niet-specifiek (de geluidssituatie in zijn totaliteit wordt als negatief beoordeeld). De mate waarin hinder wordt ondervonden hangt naast het geluidsniveau onder andere af van de mate waarin de betreffende werknemer
– het geluid als noodzakelijk, onvermijdelijk ervaart;
– het idee heeft de geluidsproductie te kunnen controleren;
– het geluid zelf produceert en het geluid samenhangt met de verrichte werkzaamheden;
– het optreden van veranderingen kan voorspellen.

Herkennen van een gehoorbeschadiging

De eerste tekenen van een gehoorbeschadiging kun je herkennen als je moeite hebt met het volgen van gesprek in een lawaaiige omgeving (feestje of café). Door het omgevingsgeluid krijg je steeds meer moeite in het onderscheiden van de klinkers en de medeklinkers. Een gesprek voeren met één persoon kost veel concentratie en een snelle discussie tussen meerdere mensen is al niet meer te volgen. Gehoorschade gaat niet meer over. Het enige wat je er tegen kunt doen, is zorgen dat het niet erger wordt. Doe je dit niet dan krijg je steeds meer moeite om bepaalde klinkers in woorden te onderscheiden omdat je ze gewoonweg niet meer kunt horen. Hierdoor gaan alle woorden op elkaar lijken en begrijp je niet meer wat er wordt gezegd en een gehoorapparaat biedt geen uitkomst. Een gehoorapparaat versterkt geluid, stel je voor dat iemand in een vreemde taal met jouw communiceert. Het maakt dan niet uit of hij praat of schreeuwt want je begrijpt het toch niet.

Branchecatalogus

In de branchecatalogus “versterkt geluid” worden de afspraken die tussen sociale partners zijn gemaakt over versterkt geluid beschreven. De catalogus geeft een overzicht van gevolgen en maatregelen. Klik hier om de catalogus te downloaden.

Wettelijke regels ten aanzien van schadelijk geluid:

Meten:

Het geluid op de werkplek moet volgens schriftelijk plan en op kundige wijze worden beoordeeld en indien nodig gemeten. Beoordeling en meting moeten met passende tussenpozen worden herhaald. De werkgever moet de resultaten van de geluidmetingen en geluidberekeningen registreren en gedurende tenminste 10 jaar bewaren. Hetzelfde geldt voor de resultaten van het gehooronderzoek (audiometrie).

Voorlichting:

Geluidsniveaus boven 80 dB(A) worden schadelijk geacht voor de gezondheid. Bij overschrijding van dit niveau moet de werkgever zijn werknemers voorlichten over de gevaren van schadelijk geluid en over de bedrijfsmaatregelen die deze gevaren verkleinen.

Terugdringen lawaai:

Bij equivalente geluidsniveaus boven 85 dB(A) moet de werkgever maatregelen nemen om het lawaai tot beneden deze grens te verminderen, tenzij dat op technische, praktische of economische gronden redelijkerwijs niet van hem kan worden verlangd (‘redelijkerwijs’ clausule). Hij dient dit te doen overeenkomstig een daartoe opgesteld schriftelijk plan.

PBM:

– Bij equivalente geluidsniveaus boven 80 dB(A) moet de werkgever passende gehoorbescherming met voorgeschreven demping (geluidsniveau in de gehoorgang lager dan 80 dB(A)) beschikbaar stellen en over het gebruik ervan voorlichting geven. Indien zo’n demping technisch niet mogelijk is, moet de gehoorbescherming tenminste dempen tot beneden 87 dB(A). Beperking van de blootstellingsduur moet er in dat geval voor zorgen dat de geluidsdosis de toegestane waarde van 80 dB(A) niet te boven gaat. De gehoorbescherming moeten verder in goede en zindelijke staat verkeren.
– Bij equivalente geluidsniveaus boven 85 dB(A) zijn de werknemers verplicht de hun ter beschikking gestelde gehoorbescherming te dragen. (N.B.: De werknemers doen er verstandig aan de gehoorbeschermers al te dragen bij niveaus boven 80 dB(A).)

Gehoortest:

De werkgever moet, bij een dagdosis van boven de 80 dB(A), zijn werknemers in de gelegenheid stellen regelmatig hun gehoor te laten controleren op eventuele gehoorschade. Dit dient te geschieden door een deskundige dienst met tussenpozen van maximaal 4 jaar. Indien de deskundige dienst dit noodzakelijk acht moet het onderzoek vaker plaatsvinden. De werkgever stelt de werknemer in kennis van de resultaten van het audiometrisch onderzoek. – De werkgever moet de resultaten van de geluidmetingen en geluidberekeningen registreren en gedurende tenminste 10 jaar bewaren. Hetzelfde geldt voor de resultaten van het gehooronderzoek (audiometrie).

Markering:

De arbeidsplaatsen waar het equivalente geluidsniveau hoger is dan 85 dB(A) moeten zijn afgebakend en gemarkeerd, bijvoorbeeld met lijnen op de vloer en met waarschuwingsborden. Alleen werknemers die beroepshalve of uit hoofde van hun functie deze zogenaamde gehoorbeschermingszones moeten betreden, mogen daar worden toegelaten.

Uittreksel uit de Arbeidsomstandighedenwetgeving voor geluid (Arbobesluit)

 

6.7. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en evaluatie, beoordelen en meten

1. In het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, worden de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, beoordeeld en, indien nodig, gemeten teneinde te bepalen waar en in welke mate werknemers aan de in artikel 6.8 vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai kunnen worden blootgesteld.
2. De beoordeling en de meting worden, in aanvulling op artikel 5 van de wet, volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek uitgevoerd door de deskundigen, genoemd in artikel 13 van de wet, of de deskundigen of arbodiensten, genoemd in de artikelen 14 en 14a van de wet, en in ieder geval opnieuw uitgevoerd, indien de omstandigheden ingrijpend zijn gewijzigd, er redenen zijn om aan te nemen dat de uitgevoerde beoordeling of meting onjuist is of wanneer de resultaten van het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, dit nodig maken. Bij de beoordeling van de meetresultaten wordt rekening gehouden met de meetonzekerheden, die zijn vastgesteld volgens de bij het meten gangbare praktijk.
3. De bij de meting gebruikte methoden en apparaten zijn op de desbetreffende omstandigheden afgestemd. Met name wordt daarbij gelet op de kenmerken van het te meten lawaai, de duur van de blootstelling, de omgevingsfactoren en de kenmerken van de meetapparatuur. De gebruikte methoden en apparaten zijn geschikt om te bepalen of de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende en tiende lid, vastgestelde niveaus van schadelijk lawaai al dan niet worden overschreden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van steekproeven zijn die representatief voor de persoonlijke blootstelling van een werknemer.
4. Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval aandacht besteed aan:

a. het niveau, de aard en de duur van de blootstelling, met inbegrip van eventuele blootstelling aan impulsgeluid;
b. de in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid vastgestelde actiewaarden en de in artikel 6.8, tiende lid, vastgestelde grenswaarden voor de blootstelling;
c. de mogelijke gevolgen voor de gezondheid en veiligheid van werknemers die tot bijzonder gevoelige risicogroepen behoren;
d. voor zover dit technisch uitvoerbaar is, de mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en werkgerelateerde toxische stoffen en tussen lawaai en trillingen;
e. de mogelijke indirecte gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers van de wisselwerking tussen lawaai en waarschuwingssignalen of andere geluiden waarop dient te worden gelet teneinde het risico op ongelukken te verkleinen;
f. de informatie over de lawaai-emissie die door de fabrikanten van de arbeidsmiddelen is verstrekt;
g. het bestaan van alternatieve arbeidsmiddelen die ontworpen zijn om de lawaai-emissie te verminderen;
h. de voortzetting van de blootstelling aan lawaai buiten normale werktijd onder verantwoordelijkheid van de werkgever;
i. uit arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, verkregen relevante informatie, met inbegrip van gepubliceerde informatie, voorzover dat mogelijk is;
j. de beschikbaarheid van individuele gehoorbeschermers met voldoende dempende werking.

5. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel kenbaar te maken over de wijze van beoordeling en meting.
6. De resultaten van de op grond van dit artikel uitgevoerde beoordelingen en metingen worden in passende vorm geregistreerd en bewaard, zodat latere raadpleging mogelijk is.
7. De resultaten, bedoeld in het zesde lid, worden, voorzien van een toelichting, ter kennis gebracht van de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, van de belanghebbende werknemers.
8. De risico-inventarisatie en –evaluatie, bedoeld in het eerste lid, wordt adequaat gedocumenteerd en vermeldt de ingevolge de artikelen 6.8, 6.9 en 6.11 genomen maatregelen.

Artikel 6.8 Maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling

1. Ter voorkoming of beperking van de blootstelling aan lawaai worden zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen dat de risico’s van blootstelling worden weggenomen aan de bron of tot een minimum beperkt, waarbij rekening wordt gehouden met de technische vooruitgang en de beschikbaarheid van maatregelen.
2. Bij het voorkomen of beperken van de blootstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:

a) alternatieve werkmethoden die leiden tot minder blootstelling aan lawaai;
b) de keuze van de juiste arbeidsmiddelen, rekening houdend met het te verrichten werk, die zo weinig mogelijk lawaai maken, met inbegrip van de mogelijkheid om de werknemers te laten beschikken over arbeidsmiddelen die een beperking van de blootstelling aan lawaai tot doel of als gevolg hebben;
c) het ontwerp en de indeling van de werkplek en de arbeidsplaats;
d) een doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht om de werknemers te leren hoe arbeidsmiddelen juist te gebruiken teneinde de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken;
e) technische maatregelen ter beperking van lawaai:

i) beperking van het luchtgeluid, bijvoorbeeld door afscherming, omkasting of afdekking met geluidsabsorberend materiaal;
ii) beperking van het constructiegeluid, bijvoorbeeld door demping of isolatie;

f) passende onderhoudsprogramma’s voor de arbeidsmiddelen, de werkplek en de systemen op de werkplek;
g) de organisatie van de werkzaamheden, met het oog op een beperking van het lawaai:

i) beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;
ii) passende werkschema’s met voldoende rustpauzes.

3. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa, worden op basis van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, met inachtneming van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, in het kader van het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5 van de wet technische of organisatorische maatregelen vastgesteld en uitgevoerd om de blootstelling tot een minimum te beperken.
4. Werkplekken waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger kan zijn dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger kan zijn dan 140 Pa, worden duidelijk aangegeven door middel van passende signaleringen en doelmatig afgebakend. Indien dit technisch uitvoerbaar is en het risico van blootstelling dit rechtvaardigt, wordt de toegang ertoe beperkt.
5. De blootstelling aan lawaai in ontspanningsruimten als bedoeld in artikel 3.20 en nachtverblijven als bedoeld in artikel 3.21 wordt beperkt tot een niveau dat verenigbaar is met de functie van de ruimten en de omstandigheden waarin zij worden gebruikt.
6. De maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, worden afgestemd op de behoeften van werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen.
7. In gevallen waarin de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa, worden aan de werknemers passende, naar behoren aangemeten, individuele gehoorbeschermers ter beschikking gesteld. De individuele gehoorbeschermers voorkomen het risico van gehoorbeschadiging of brengen dit risico tot een minimum terug.
8. De ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers wordt de gelegenheid gegeven een oordeel kenbaar te maken over de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid, en over de keuze van de ter beschikking te stellen individuele gehoorbeschermers, bedoeld in het zevende lid.
9. Als de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 dB(A) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is worden de individuele gehoorbeschermers door de werknemers gebruikt.
10. De dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, mag in geen geval hoger zijn dan 87 dB(A) of de piekgeluidsdruk mag in geen geval hoger zijn dan 200 Pa.
11. Als ondanks de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, wordt vastgesteld dat de dagelijkse blootstelling aan lawaai, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, hoger is dan de in het tiende lid vastgestelde grenswaarden worden:

a. onmiddellijk maatregelen genomen om de blootstelling terug te brengen tot een niveau beneden die grenswaarden;
b. de oorzaken van de overmatige blootstelling vastgesteld en
c. de maatregelen, bedoeld in het eerste tot en met zevende en negende lid, aangepast om herhaling te voorkomen.

Artikel 6.9. Weekgemiddelde

In gevallen waarin werknemers in verband met het uitvoeren van bijzondere taken moeten verblijven op een werkplek waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai per werkdag aanmerkelijk verschilt en naleving van de verplichtingen, genoemd in artikel 6.8, derde, vierde, zevende, negende, tiende en elfde lid, redelijkerwijs niet gevergd kan worden, wordt in genoemde artikelleden in plaats van “de dagelijkse blootstelling aan lawaai” gelezen ”de wekelijkse blootstelling aan lawaai”. In dat geval bedraagt de wekelijkse blootstelling, rekening houdend met de dempende werking van de door de werknemer gedragen individuele gehoorbeschermers, niet meer dan 87 dB(A) en worden doeltreffende maatregelen genomen om het aan deze activiteiten verbonden risico tot een minimum te beperken.

Artikel 6.10. Audiometrisch onderzoek

1. Als uit de resultaten van de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er voor een werknemer een gezondheidsrisico bestaat, wordt deze werknemer, in aanvulling op artikel 18 van de wet, in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
2. Iedere werknemer waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 85 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 140 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
3. Iedere werknemers waarbij de dagelijkse blootstelling aan lawaai hoger is dan 80 dB(A) of de piekgeluidsdruk hoger is dan 112 Pa wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan, indien uit de beoordeling en meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, blijkt dat er een gezondheidsrisico bestaat.
4. Het audiometrische onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is gericht op een vroegtijdige diagnose van een eventuele achteruitgang van het gehoor ten gevolge van lawaai en op behoud van het gehoor.
5. De deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de arbodienst houdt van iedere werknemer die een audiometrisch onderzoek als bedoeld in het eerste tot en met derde lid, heeft ondergaan, een persoonlijk medisch dossier bij, dat een samenvatting bevat van de uitslagen van het audiometrisch onderzoek, bedoeld in het eerste tot en met derde lid.
6. De persoonlijke medische dossiers worden in een zodanige vorm bewaard dat zij later, met inachtneming van het medisch beroepsgeheim, kunnen worden geraadpleegd.
7. Iedere werknemer heeft recht op inzage in het hem betreffende medisch dossier.
8. Een daartoe aangewezen toezichthouder ontvangt desgevraagd een exemplaar van de medische dossiers, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 6.10a Maatregelen bij gehoorbeschadiging

1. Als bij een audiometrisch onderzoek als bedoeld in artikel 6.10, eerste tot en met derde lid, bij een werknemer een aantoonbare gehoorbeschadiging wordt vastgesteld, beoordeelt de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of een specialist, als de deskundige persoon dat noodzakelijk acht, of de beschadiging vermoedelijk het gevolg is van blootstelling aan lawaai op het werk.
2. Als wordt vastgesteld dat de gehoorbeschadiging is veroorzaakt door blootstelling aan lawaai op het werk, dan:

a. wordt de beoordeling en de meting, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, opnieuw uitgevoerd;
b. worden de maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling, bedoeld in artikel 6.8, herzien;
c. wordt bij het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van de blootstelling als bedoeld in artikel 6.8, met inbegrip van het toewijzen van ander werk zonder blootstellingsrisico, rekening gehouden met het advies van de deskundige persoon, bedoeld in artikel 2.14a, tweede lid, of de daartoe aangewezen toezichthouder en
d. wordt iedere werknemer die op soortgelijke wijze is blootgesteld in de gelegenheid gesteld tussentijds opnieuw een arbeidsgezondheidskundig onderzoek in de vorm van een audiometrisch onderzoek te ondergaan.

Artikel 6.11 Voorlichting en onderricht

Aan werknemers die worden blootgesteld aan een dagelijkse blootstelling aan lawaai van 80 dB(A) of hoger en een piekgeluidsdruk van 112 Pa of hoger worden doeltreffende voorlichting en doeltreffend onderricht gegeven over:

a. de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai;
b. de genomen maatregelen, bedoeld in artikel 6.8, om de risico’s, bedoeld onder a, te voorkomen of tot een minimum te beperken;
c. de actiewaarden, bedoeld in artikel 6.8, derde, vierde, zevende en negende lid, en de grenswaarden, bedoeld in artikel 6.8, tiende lid;
d. de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld, bedoeld in artikel 6.7, eerste en tweede lid, en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;
e. het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers;
f. hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld;
g. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op arbeidsgezondheidskundig onderzoek en het doel van dit onderzoek en
h. veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken.