De RIE, een inventarisatie

Download: Productie RI&E in het Engels (pdf)
Download: Toelichting PRI&E in het Engels (pdf)
Download: Manual PRI&E in het Engels (pdf)
Download: Voorbeeld PRI&E, Checklist van het NDT (pdf)
Download: Voorbeeld PRI&E, VGW-plan ‘Bernhard’ Toneelgroep Amsterdam (pdf)
Download: Inspectieronde 2001 (pdf)
Artikel: Arbeidsinspectie schept duidelijkheid over productie RI&E
Artikel: VPT-dag over Productie RI&E
Artikel: RI&E per productie meer dan formulier invullen
Artikel: De RI&E, een inventarisatie
Artikel: Gezelschapsarbo
AanstellingskeuringArbobeleid in de organisatieArbocoördinator en preventiemedewerkerPlan van AanpakProductie risico inventarisatie & evaluatie (PRI&E)Risico inventarisatie & evaluatie (RI&E)Samenwerkende werkgeversVoorlichting en onderrichtWerkdrukDe RIE, een inventarisatie

Uit: Zichtlijnen 74, 2001

Coen Jongsma

Het tijdperk van de Flightcase Cowboys en de Indianen van de Vliegende Kluit is nu wel voorbij. De beschaving rukt op. En de arbeidsomstandighedenwetten van die beschaving schrijven voor dat alle theatergezelschappen op korte termijn een Productie Risico-Inventarisatie en Evaluatie moeten overleggen aan de theaters waar ze spelen en desgevraagd ook aan opsporingsambtenaren van de Arbeidsinspectie.
Arbozaken worden per bedrijfstak geregeld en het is daarom wel logisch dat de meeste gezelschappen nog in rustige afwachting verkeren van wat komen gaat.
Maar er zijn bewegingen aan het front.

Een Productie Risico-Inventarisatie en Evaluatie (Productie-RIE) is een procedure die leidt tot een op papier gestelde verklaring waaruit blijkt dat de bij een voorstelling betrokken medewerkers op de hoogte zijn van de risico’s voor de veiligheid, gezondheid en welzijn en dat al het mogelijke of redelijke is gedaan om de gevaren voor medewerkers en publiek tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De RIE is een belangrijk instrument in aansprakelijkheidskwesties. En sinds de privatisering van de sociale verzekeringen is het voor werkgevers van levensbelang om heel strikt vast te leggen hoe de verantwoordelijkheden verdeeld zijn. Werkgevers zijn in principe aansprakelijk voor de eigen werknemers. Dat geldt ook als een gezelschap in een theater een voorstelling verzorgt. Beide partijen moeten hun zaakjes voor elkaar hebben. Schouwburgen hebben op grond van de Arbowet al een RIE; gezelschappen moeten die ook hebben.

‘Risico’ en ‘gevaar’ zijn begrippen die voor persoonlijke en ruime interpretatie vatbaar zijn. De wet zegt niet hoe de inventarisatie uitgevoerd moet worden. Arbodiensten bieden aan de gehele procedure voor hun rekening te nemen, maar zijn, net als de gezelschappen, nog in afwachting van de methode die in samenspraak met de branche ontwikkeld wordt.

Doe-het-zelf-RIE

De allereerste stap die gezet moet worden is de benoeming van een Arbocoördinator bij elk gezelschap. Deze coördinator – gewoonlijk één van de technici – mag de inventarisatie zelf doen. Om nu te voorkomen dat deze technicus een gevaarlijke decorinstallatie met elektrische apparaten én vuur én water, waar een actrice in licht-ontvlambare kleding aan een touw vanuit het grid in neergelaten wordt, als veilig beoordeelt ‘omdat het altijd goed gaat’, bestaat de wettelijke verplichting deze RIE uitgebreid door een gecertificeerde Arbodienst te laten toetsen.
Het is aan de commissie Veiligheid, Gezond en Welzijn in het Theater (VGWt) om een aanpak te ontwikkelen die niet alleen aan de wettelijke verplichting beantwoord, maar ook uitvoerbaar is. Ook voor gezelschappen waar de techniek door één technicus wordt verzorgd.
Veel organisaties doen al geruime tijd ervaring op met risico-inventarisaties.
In het Muziektheater in Amsterdam, een organisatie die voorop loopt met de uitvoering van Arbobeleid, bestaat al langer ervaring met het inventariseren van risico’s, planmatige evaluatie en de koppeling aan een Plan van Aanpak. Dit gebeurt zowel tijdens de productiefase als de montage/toneelperiode. Bij de voorstellingen van Het Nationale Ballet gebeurt het zelfs per scène. Met checklists wordt nagegaan of er knelpunten zijn op het gebied van veiligheid en gezondheid. Bij geconstateerde tekortkomingen moet er aangegeven worden welke actie ondernomen wordt. Deze werkwijze staat nagenoeg gelijk aan de methode die in het Arbohandboek beschreven wordt. Toetsing van de resultaten door de Arbodienst vindt (nog) niet plaats. Bij het RO-Theater in Rotterdam gaat men op soortgelijke wijze te werk. Productieleider Bram de Ronde steekt zijn hand ervoor in het vuur dat er tijdens het ontwerp, montage en opvoering voldoende aandacht en zorg is voor veiligheid, gezondheid en welzijn. Maar: ‘De enige stap die we niet zetten is het op papier zetten.’

Bezwaren

Ook al is het moeilijk om bezwaar te hebben tegen maatregelen die de veiligheid, gezondheid en het welzijn van werknemers bevorderen, toch kleven er aan een RIE-volgens-de-regels ook wel enige nadelen.
Het invullen van de checklists is voor de betrokken medewerkers een arbeidsintensieve klus. Normen moeten worden nageslagen, metingen verricht (gewichten, maten, geluidsniveaus, lichtniveaus etcetera). In het Muziektheater zijn bijvoorbeeld eens zeeën van tijd verloren gegaan aan een internationale zoektocht naar een harnas met een CE normering om een actrice in te laten vliegen . Er bestaan normen waar vrijwel niet aan is te voldoen. Zie de geluidsniveaus in de orkestbak maar eens onder de 80 dBA te krijgen. Waar kun je kleding kopen die van brandvertragende stoffen is gemaakt?
Het verzorgen van de rapportage garandeert op zichzelf ook niet dat er daadwerkelijk veiliger gewerkt wordt. Averechtse effecten zijn zelfs denkbaar vanwege het verschijnsel dat de ‘papieren veiligheid’ de normale professionele alertheid voor onveilige situaties verdringt. ‘Er zijn certificaten, dus het zal wel in orde zijn.’
Een RIE is duur. Een gezelschap dat de gehele opdracht uitbesteed aan een Arbobureau moet rekenen op een rekening van drie- tot zesduizend gulden. Een bedrag dat substantieel op het productiebudget drukt zonder dat er artistieke meerwaarde tegenover staat. Vooral de kleinere gezelschappen zullen op grond van de prijs niet onmiddellijk in enthousiaste bijval uitbarsten.
Uit de ervaringen van samenwerkingen met RIE-uitvoerende Arbobureaus duikt steeds de volgende problematiek op: Aan de frisse blik van iemand van buiten zit ook vast dat je zo iemand eerst de weg in huis moet wijzen voordat die zijn op de productie gerichte controle kan uitvoeren. Bij Arbodiensten bestaat nog niet heel veel specifieke deskundigheid van theaterproducties.
Bezwaarlijker is nog dat een externe Arbospecialist zich moet vergewissen van het algemeen veiligheids-, gezondheids- en welzijnsniveau van de organisatie die de productie op de planken brengt. De Arbodiensten zijn daarom verplicht om bij het maken van een productie-RIE bijvoorbeeld ook het beleid voor seksuele intimidatie, het ouderenbeleid, de werkoverleggen etcetera na te gaan. Als ze dat zouden nalaten, mogen ze de procedure geen RIE noemen.

Doe het anders

Louis Janssen, hoofd Technische Dienst van Toneelgroep Amsterdam, is goed op de hoogte van deze problematiek – en hij heeft gedacht: ‘Het kan ook anders.’ Zonder in het Arbohandboek te kijken en zonder checklists heeft hij een risico-inventarisatie gemaakt van de door zijn gezelschap uitgebrachte productie Bernhard.
Het resultaat van Janssens werk is een verslag in vijf A4-tjes, dat in toegankelijk proza beschrijft hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld onder de medewerkers van de productie en de ontvangende schouwburg. Per onderwerp wordt besproken op welke wijze zorg is besteed aan veiligheid en gezondheid. Gedetailleerd waar nodig, globaal waar mogelijk. Bij de beschrijving van de gebruikte materialen en constructies worden relevante normen genoemd. Van het geluid en een geweerschot zijn volumes en duur van de piekmomenten gemeten, zowel in de zaal als op het podium. Er wordt verteld welke kapchangementen en speciale effecten in de voorstelling worden uitgevoerd. Het leest als een aanprijzingsbrief waarin staat dat alles goed, zorgvuldig en ‘in overeenstemming met’ wordt uitgevoerd.
Omdat het strikt juridisch genomen geen RIE mag heten, voorzag Janssen dit verslag van de naam ‘Veiligheids-, Gezondheids- en Welzijnsplan.’ En vervolgens stuurde Janssen het naar een consulent van de ArboUnie. Na een werkbezoek en enkele gesprekken, zette die enige aanvullende opmerkingen en adviezen op papier. Het VGW-plan en het commentaar van de ArboUnie wordt samen met de technische brief en een foto van het decor naar de theaters gezonden waar Bernhard speelt. Op deze wijze meent Janssen te voldoen aan de wettelijke verplichtingen. ‘Het grootste voordeel’, zegt hij, ‘is dat het VGW-plan volledig is toegespitst op de productie. In de bouw wordt het ook vaak zo gedaan. Zaken die met de algemene bedrijfsvoering van het gezelschap te maken hebben blijven buiten beschouwing, want dat wordt al voldoende gedekt door het algemene Arboplan van Toneelgroep Amsterdam.’ Vanzelfsprekend is deze in eigen beheer vervaardigde variant aanzienlijk goedkoper dan een RIE van een Arbodienst.
Het verschil met een ‘echte’ RIE is uiteindelijk niet heel groot. Toch komt dit VGW-plan waarschijnlijk al heel dicht in de buurt van de uiteindelijke vorm die de productie-RIE zal gaan aannemen.
De Commissie VGWt buigt zich inmiddels ook over het plan van Janssen. Ze onderzoekt nu de rechtsgeldigheid van zijn aanpak. De eerste tekenen wijzen erop dat die voldoende is. Vervolgens zal ook de Arbeidsinspectie zich akkoord moeten verklaren met deze methode. In het VGW-plan is nog onvoldoende systematiek aan te wijzen die het de status van standaardprocedure zou kunnen verlenen. Daarvoor leunt het te sterk op de grote kennis van zaken waarover Louis Janssen beschikt. De ‘Arbohandboek- klankbordgroep’ van de commissie VGWt is thans ook bezig met de tweede druk van deze uitgave. Dit boekwerk zal een cruciale rol gaan spelen indien de RIE een hoog doe-het-zelf gehalte krijgt. Een goede handleiding, gecombineerd met inzichtelijke checklists, kan de systematiek verschaffen die de gezelschappen nu nog bij de Arbodiensten moeten inkopen.

Doe het niet zelf

Ondertussen wordt in het Amsterdamse Theater Bellevue een tweede pilot uitgevoerd. Ook deze in samenwerking met Commit Arbo uit Diemen. De vorige pilot (beschreven in Zichtlijnen nr. 72) werd uitgevoerd op een heel kleine productie en dat kostte desondanks toch zo’n drieduizend gulden, wat een tamelijk hoog bedrag was in verhouding tot de in die productie aanwezige risico’s. Van de opgedane ervaring worden inmiddels wel de vruchten geplukt. De voorstelling die dit keer voor de RIE-pilot wordt gebruikt, Ten Liefde, is complexer dan de vorige, maar met het opstellen van deze RIE lijken toch minder tijd en geld gemoeid. Arbocoördinator Jan Sol blijft van mening dat de bemoeienis van een extern Arbobureau de kwaliteit van de RIE ten goede komt omdat dat voorkomt dat je, gedreven door eigenbelang, met een te grote mildheid oordeelt. Bovendien beschikt Bellevue bijvoorbeeld niet over geluidsmeetapparatuur. Commit kon die wel verzorgen.
Desondanks spreekt ook Jan Sol de verwachting uit dat de definitieve vorm van de RIE in de richting zal gaan van het VGW-plan van Janssen. ‘Je kunt immers zelf al heel veel doen.’
Volgens ArboUnie-consulent Steven Segboer, die de toetsing van Janssens plan verzorgde, zal de branche een aanpak moeten ontwikkelen die aansluit bij de mogelijkheden van de gezelschappen. De grote gezelschappen komen er volgens hem wel uit. Hij stelt zich voor dat er een korte workshop-achtige training wordt opgezet waarin technici van kleine gezelschappen de beginselen van de Risico-inventarisatie wordt bijgebracht. Ook zou kunnen worden afgesproken dat elk gezelschap één keer samen met een Arbodienst de hele procedure volgt, om het later zelf te kunnen doen. De inventarisatie moet gekoppeld zijn aan een Plan van Aanpak, om te garanderen dat aangetroffen knelpunten worden opgelost.
En zo verrijst er langzaamaan een beeld van de productie-RIE in de nabije toekomst. In elk gezelschap zal een Arbocoördinator benoemd worden. Een uitvoerige inventarisatie, die door de technici van het gezelschap zelf uitgevoerd kan worden aan de hand van standaard-checklists uit de tweede druk van het Arbohandboek. Dan een kortstondig contact met een Arbodienst die aanvullende metingen kan verrichten indien het gezelschap niet over de benodigde apparatuur beschikt, waarna door de Arboconsulent een verklaring kan worden opgesteld waaruit blijkt dat de productie geen bedreiging vormt voor medewerkers, schouwburgpersoneel en publiek.